Toch besloot hij er toe. Eenige scheppen steenkool deden het vuur weder herleven; de stoom ontwikkelde zich weder en tegen twee ure in den namiddag keerde de locomotief naar het station van Kearney terug. Zij was het, wier fluiten men in den mist had gehoord.
De reizigers waren aangenaam verrast, toen zij haar zagen terugkomen, voor het station stilhouden en aan den trein zich vasthechten. Men zou nu de reis kunnen vervolgen, die op zoo droevige wijze was geschorst.
Toen zij de locomotief zag komen, verliet ook Aouda het station en vroeg aan den conducteur:
"Gaat gij vertrekken?"
"Terstond, mevrouw."
"Maar die gevangenen, onze arme reisgezellen ... gij kunt niet wachten?"
"Ik kan den dienst niet doen stilstaan," antwoordde de conducteur. "Wij zijn reeds drie uren ten achter."
"En wanneer komt de andere trein van San-Francisco?"
"Morgen avond; mevrouw."
"Morgen avond; maar dat is te laat. Men moet wachten."
"Onmogelijk," antwoordde de conducteur, "als gij mede wilt, moet gij instappen."
"Ik ga niet mede," antwoordde de jonge vrouw.
Fix had dit gesprek gehoord. Eenige oogenblikken te voren, toen elk middel om verder te reizen hem ontbrak, was hij vast besloten Kearney te verlaten, maar thans, nu de trein daar gereed stond om te vertrekken, nu hij slechts zijne plaats behoefde in bezit te nemen, werd hij door een onwederstaanbare kracht aan deze plek gebonden. Het perron brandde hem onder de voeten en toch kon hij niet besluiten om het te verlaten. Zijn inwendige strijd begon weder. Hij stikte bijna in zijne woede over het mislukken van zijn tocht. Hij zou den strijd tot het einde toe voortzetten.
Intusschen hadden de reizigers en eenige gekwetsten, waaronder kolonel Proctor, wiens toestand ernstig was, plaats genomen in de waggons. Men wachtte dat de trein zich in beweging zou zetten. De machinist gaf het sein, de locomotief bewoog langzaam hare zuigers en verdween weldra, hare rookwolken vermengende met de sneeuwvlokken.
De avond viel. Het kleine detachement was nog niet teruggekeerd. Waar zou het thans zijn? Had het de Indianen achterhaald? Had men gevochten of waren de soldaten door den mist het spoor bijster geraakt? De kapitein van het fort Kearney was zeer ongerust, ofschoon hij niets van zijne onrust liet blijken.
De nacht brak aan; het sneeuwde niet zoo sterk, maar de koude nam toe. De stoutmoedigste blik huiverde voor deze stikdonkere onmetelijkheid. Een doodsche stilte heerschte op de vlakte. Noch het opvliegen van een vogel, noch het gedruisch van een wild dier verbrak deze eindelooze kalmte.
Den ganschen nacht zwierf Aouda, vervuld met de somberste voorgevoelens angstvol langs de grenzen der woestijn. Hare verbeelding voerde haar verre weg en zij zag duizenden gevaren. Wat zij gedurende die lange uren leed is niet te beschrijven.
Fix zat nog altijd onbeweeglijk op dezelfde plaats, maar ook hij sliep niet. Eens was een man hem genaderd en had hem zelfs aangesproken, maar Fix had hem weggezonden, nadat hij op diens vragen slechts het hoofd had geschud. Zoo ging de nacht voorbij. Toen de dageraad aanbrak, rees de vale schijf der zon boven een mistigen horizon.
Fogg en zijn detachement hadden zich in zuidelijke richting verwijderd. Het zuiden was en bleef eene woestijn. Het werd zeven uur in den morgen.
De kapitein was zeer bezorgd en wist niet wat te doen. Moest hij een tweede detachement zenden om het eerste te hulp te komen? Mocht hij nog meer menschenlevens opofferen, waar zoo weinig kans bestond om de andere, die zich terstond opgeofferd hadden, te redden? Zijne aarzeling duurde echter niet lang. Hij riep een zijner luitenants bij zich en gaf dezen bevel eene verkenning te doen in zuidelijke richting, toen er geweerschoten van die zijde werden vernomen. Was het een signaal? De soldaten snelden allen uit het fort en op een halve mijl afstands zagen zij een kleinen troep, die in goede orde terugkeerde.
Fogg stapte vooruit en naast hem Passepartout en de twee andere reizigers, die men uit de handen der Sioux gered had.