Jules Verne

Men had een gevecht geleverd op tien mijlen afstands van Kearney. Weinige oogenblikken voor de komst van het detachement, hadden Passepartout en zijne medegevangenen reeds tegen hunne wachters geworsteld, en de Franschman had er reeds twee met vuistslagen gedood, toen Fogg en zijne soldaten hem ter hulp snelden.

Redders en geredden werden met kreten van blijdschap begroet en Fogg keerde aan de soldaten de beloofde belooning uit, terwijl Passepartout, niet zonder eenige reden, herhaalde:

"Sakkerloot, ik moet zeggen dat ik veel geld aan mijn meester kost!"

Fix zag, zonder een woord te spreken, Fogg aan. De gewaarwordingen, die in hem oprezen, zouden moeielijk te beschrijven zijn. Wat Aouda betreft, zij had de hand van den gentleman gevat en drukte deze in de hare, zonder een woord te kunnen uiten.

Passepartout had intusschen, zoodra hij aankwam, den trein in het station gezocht. Hij dacht hem klaar te vinden om te vertrekken en hoopte, dat men den verloren tijd nog zou kunnen inhalen.

"De trein! de trein!" riep hij.

"Vertrokken," zeide Fix.

"En wanneer passeert de volgende trein?" vroeg Fogg.

"Eerst van avond."

"Zoo," zeide de kalme gentleman.

EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

Waarin de inspecteur Fix de belangen van Phileas Fogg zeer ter harte neemt.

Phileas Fogg was twintig uur ten achteren; Passepartout was, hoewel onwillekeurig, daarvan de schuld. Hij was wanhopend: hij had ontegenzeglijk zijn meester geruineerd.

Op dat oogenblik naderde Fix den heer Fogg en zag hem strak aan.

"Hebt gij waarlijk zooveel haast, mijnheer?" vroeg hij.

"Waarlijk," antwoordde Fogg.

"Vergeef me dat ik er op aandring. Gij hebt er veel belang bij om den 11den voor negen uur 's avonds te New-York te zijn om van daar met de mailboot naar Liverpool te vertrekken!"

"Een groot belang."

"En zoo uwe reis niet door den aanval der Indianen ware vertraagd, zoudt gij te New-York reeds in den morgen van den 11den zijn aangekomen."

"Ja, twaalf uur voor de mailboot."

"Goed. Gij zijt dus twintig uur ten achter. Tusschen twintig en twaalf is het verschil acht. Wij moeten alzoo acht uur inhalen. Wilt gij dit beproeven?"

"Te voet?" vroeg Fogg.

"Neen, met een slede," antwoordde Fix, "met eene slede met zeilen. Een man heeft mij dit vervoermiddel aangeboden."

Het was de man, die Fix 's nachts aangesproken had, en wien deze voor zijn aanbod had bedankt.

Phileas Fogg antwoordde Fix niet; maar toen Fix hem den man in eigen persoon, die op het station wandelde, had aangewezen, ging hij naar dezen toe. Eenige oogenblikken later traden Fogg en de Amerikaan Mudge in een hut aan den voet van het fort.

Daar bezichtigde Fogg een zeer zonderling voertuig, een soort van sjees, vastgemaakt op twee lange balken, die van voren een weinig opliepen als de onderlagen van een slede; daarin konden vijf of zes personen plaats vinden. Op een derde gedeelte van de sjees, het meest naar voren, was een ontzaglijk hooge mast geplaatst. Deze mast was bevestigd door dikke ijzerdraden, waaraan weder een ijzeren stang vastgemaakt was, welke diende om een fok van grooten omvang op te hijschen. Achteraan was een roer dat den toestel stuurde. Het was alzoo een slede, ingericht tot sloep. In den winter, op de bevroren vlakten en wanneer de treinen door de sneeuw worden tegengehouden, gaan deze voertuigen zeer snel van het eene station naar het andere. Zij hebben bovendien veel zeilen, meer zelfs dan een kotter waarmede men pleiziertochtjes maakt en die nog gevaar loopt van om te slaan; zoo zij den wind achter hebben, glijden zij over de oppervlakte der velden met gelijke snelheid, zoo niet sneller, dan een sneltrein.

In weinige oogenblikken waren Fogg en de patroon van dit vaartuig-over-land het eens omtrent den prijs. De wind was gunstig. Het woei sterk uit het westen. De sneeuw was hard bevroren en Mudge maakte zich sterk Fogg in eenige uren te Omaha te brengen. Van daar vertrekken vele treinen en zijn er ook een aantal wegen, die naar Chicago en van daar naar New-York voeren.