DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Waarin Phileas Fogg slechts zijn plicht doet.
Drie reizigers, waaronder Passepartout behoorde, ontbraken.
Waren zij in den strijd gedood? Of waren zij gevangen door de Sioux? Men wist er nog niets van.
Er waren een aantal gewonden, maar van geen was de wond doodelijk. Kolonel Proctor was nog het ergst gewond; hij had zich ook moedig verdedigd. Hij werd met de andere reizigers, wier toestand onmiddellijke hulp eischte, naar het station gebracht. Aouda was er zonder eenige wond afgekomen. Phileas Fogg, die ook dapper had medegevochten, had geen enkelen schram. Fix was licht aan zijn arm gekwetst. Maar Passepartout ontbrak en Aouda kon hare tranen niet bedwingen.
Alle reizigers hadden intusschen den trein verlaten. De wielen der waggons dropen van bloed. Aan de assen en aan de spaken hingen stukken vleesch. Men zag, zoo ver men zien kon, den witten grond met bloed bevlekt. De laatste Indianen verdwenen toen in het zuiden, in de richting van de Republican-rivier. Fogg bleef met de armen over elkaar onbeweeglijk staan. Hij had een gewichtig besluit te nemen. Aouda, die naast hem stond, keek hem aan, maar sprak geen woord. Hij begreep dezen blik. Nu zijn ongelukkige bediende gevangen was, moest hij thans niet alles wagen om hem aan de handen der Indianen te ontrukken?
"Ik zal hem levend of dood terugvinden," zeide hij tot Aouda.
"O, mijnheer, ... mijnheer Fogg!" riep de jonge vrouw uit, de handen van haar reisgezel grijpende en die met tranen bedekkende.
"Levend!" voegde Fogg er bij, "zoo wij geen minuut verloren laten gaan."
Door dit besluit offerde Fogg zich geheel op. Hij sprak hier zijn ondergang uit. Als hij een dag te laat kwam, miste hij de mailboot te New-York. Zijne weddenschap had hij dan onherroepelijk verloren; maar bij de gedachte: "het is mijn plicht" had hij niet geaarzeld.
De kapitein, die in het fort Kearney kommandeerde, was tegenwoordig. Zijne soldaten--een honderdtal manschappen--hadden zich allen voorbereid op het geval dat de Sioux een aanval op het station mochten wagen.
"Mijnheer," zeide Fogg tot den kapitein, "drie reizigers worden er gemist."
"Dood?" vroeg de kapitein.
"Dood of gevangen," antwoordde Fogg. "Wij verkeeren in dit opzicht in het onzekere en die onzekerheid moet ophouden. Is het uw voornemen de Sioux te vervolgen?"
"Dat is eene ernstige zaak, mijnheer," zeide de kapitein. "Deze Indianen kunnen vluchten tot aan gene zijde van Arkansas. Ik mag het fort dat mij toevertrouwd is, niet verlaten."
"Mijnheer," hernam Fogg, "het geldt hier het leven van drie menschen."
"Zeer zeker, ... maar mag ik het leven van vijftig wagen om drie te redden?"
"Ik weet niet of gij het kunt, maar gij moet."
"Mijnheer," antwoordde de kapitein, "niemand behoeft mij te leeren wat mijn plicht is."
"Goed," zeide Fogg. "Ik zal alleen gaan."
"Gij, mijnheer," riep Fix, die ook naderbij was gekomen, "gaat gij alleen de Indianen vervolgen?"
"Wilt gij dan dat ik dien ongelukkige laat omkomen, aan wien wij allen ons leven te danken hebben? Ik zal gaan."
"Nu dan ... neen, gij zult niet alleen gaan!" riep de kapitein, die ondanks zich zelven was getroffen. "Neen, gij hebt een te edel hart."
"Dertig vrijwilligers!" riep hij, "zich tot zijn soldaten wendende."
De geheele compagnie trad voor. De kapitein had slechts te kiezen uit zijn dapperen. Dertig soldaten werden er uitgekozen met een ouden sergeant aan het hoofd.
"Ik dank u, kapitein," zeide Fogg.
"Veroorlooft gij mij u te vergezellen?" vroeg Fix aan den gentleman.
"Doe zooals gij wilt, mijnheer," antwoordde Fogg. "Maar zoo gij mij een dienst wilt bewijzen, blijf dan bij mevrouw Aouda voor het geval dat mij een ongeluk mocht overkomen."
De inspecteur werd doodsbleek. Te scheiden van den man, dien hij stap voor stap met zooveel volharding gevolgd had. Hem in de woestijn te laten gaan! Fix sloeg den gentleman oplettend gade, en hoe het ook zij, ondanks zijn voorgevoel en ten spijt van den strijd, dien hij in zijn binnenste voerde, sloeg hij zijn oogen neder voor diens kalmen en open blik.