In elk geval was dit eene zaak, die hij met zich zelven kon overleggen; voor het oogenblik moest hij zich haasten om naar Fogg te gaan en zich over zijn onbehoorlijk gedrag te verontschuldigen.
Passepartout stond dus op. De zee was onstuimig en de mailboot slingerde geweldig. Maar de trouwe knecht, hoe goed en hoe kwaad het ook op zijn nog onvaste beenen ging, kwam toch op het achterdek. Daar zag hij niemand, die op Fogg of op Aouda geleek.
"Och," dacht hij, "mevrouw Aouda is nog niet op en mijn meester zal den een of anderen whistspeler gevonden hebben, en volgens zijne gewoonte...."
Zoo peinzende, daalde Passepartout in de kajuit af. Fogg was er niet: Passepartout schoot dus nog maar een ding over en wel om aan den hofmeester te vragen, welke hut mijnheer Fogg betrokken had. De hofmeester antwoordde hem, "dat hij geen passagier van dezen naam kende."
"Wel zeker," zeide Passepartout. "Een groot, kalm en weinig spraakzaam gentleman, vergezeld van eene jonge dame."
"Er is geen enkele jonge vrouw aan boord," antwoordde de hofmeester. "Maar, om u te overtuigen, hebt ge hier de lijst der passagiers. Gij kunt die raadplegen."
Passepartout las de lijst door.... De naam van zijn meester was er niet op te vinden.
Eensklaps ging hem een licht op.
"Zeg eens," vroeg hij, "ben ik wel op de Carnatic?"
"Ja," antwoordde de hofmeester.
"Die naar Yokohama gaat!"
"Juist."
Een oogenblik had Passepartout gevreesd op het verkeerde schip te zijn. Maar, zoo hij op de Carnatic was, dan was het zeker dat zijn meester er niet op was.
Hij zonk op een stoel neder. Hij was als door den bliksem getroffen. Plotseling werd het hem helder voor den geest. Hij herinnerde zich dat het uur van vertrek der Carnatic vervroegd was, dat hij zijn meester had moeten waarschuwen, en dat hij dit niet had gedaan: het was dus zijne schuld, zoo Fogg en Aouda niet bij tijds aan de mailboot waren gekomen.
Zijne schuld, ja, maar meer nog die van den verrader, welke, om hem van zijn meester te scheiden en dezen te Hong-Kong te kunnen houden, hem had dronken gemaakt. Nu begreep hij het gedrag van den inspecteur. Fogg was thans geruineerd, had zijne weddenschap verloren en zat op dit oogenblik misschien in de gevangenis!... Bij deze gedachte, trok Passepartout zich de haren uit het hoofd. Zoo Fix hem ooit onder de oogen kwam, wat zou hij afrekening met hem houden!
Eindelijk herstelde Passepartout zich weder en ging zijn toestand eens na. Die was verre van benijdenswaardig. Hij bevond zich op weg naar Japan. Hij was wel zeker daar aan te komen, maar hoe weer te vertrekken? Hij had geen cent op zak.
Gelukkig waren zijn overtocht en vertering aan boord vooruit betaald. Hij had dus nog vijf of zes dagen tijd om te denken wat hij doen moest. Wat hij at en dronk gedurende dezen tocht, laat zich niet beschrijven. Hij at voor zijn meester, voor Aouda en voor zich zelven. Hij at alsof Japan, waar hij nu heen ging, een verlaten land was, verstoken van alle levensmiddelen. Den 13en, met den vloed, liep de Carnatic de haven van Yokohama binnen.
Dit punt is eene zeer belangrijke aanlegplaats in de Stille Zuidzee, welke alle schepen aandoen, die in dienst zijn van het brieven- en reizigers-vervoer tusschen Noord-Amerika, China, Japan en Nederlandsch Indie. Yokohama ligt aan dezelfde golf als Yeddo, niet ver verwijderd van deze stad, welke de tweede hoofdstad is van het japansche rijk, de residentie van den Taikoen, den burgerlijken keizer, de mededingster van Miako, de groote stad, welke de verblijfplaats is van den Mikado, den geestelijken keizer, den afstammeling der goden.
De Carnatic wierp haar anker voor de kade van Yokohama, in de nabijheid van den havendam en de entrepots, te midden van een aantal schepen van alle natien.
Passepartout begaf zich zonder eenige geestdrift aan wal, en betrad het zoo zonderlinge land der zonen van de zon. Hij had niets beters te doen dan het toeval tot zijn gids te nemen, en met dezen de straten der stad te doorkruisen.
Fogg's bediende bevond zich eerst in een geheel europeesche stad, te midden van huizen met lage gevels en veranda's, waaronder zich bevallige voorhuizen vertoonden en die met hare straten, pleinen, dokken en entrepots de ruimte besloeg tusschen het voorgebergte en de rivier.