"Wat ik meen? Dat dit een gemeene streek is. Men had even goed hem kunnen bestelen; het geld uit zijn zak kunnen halen."
"En dat denk ik dan ook te doen."
"Maar dat is een verraderlijke streek!" riep Passepartout uit, die onder den invloed van den brandewijn opgewonden raakte, want Fix had hem blijven inschenken en hij dronk zonder het te weten. "Dat is een verraderlijke, gemeene streek! En dat zijn gentlemen en collega's."
Fix begreep er nu niets meer van.
"Collega's," vervolgde Passepartout; "leden van de Reform-club! Vergeet niet, mijnheer Fix, dat mijn meester een eerlijk man is en wanneer hij eene weddenschap aangaat, wil hij die op loyale wijze winnen."
"Maar wie denkt gij dan dat ik ben?" vroeg Fix, Passepartout strak aanziende.
"Wel een agent van de leden der Reform-club, die in last heeft de reis van mijn meester te controleeren, een zeer vernederende taak. Ik heb dan ook, hoewel ik zeer goed begrepen heb wie gij waart, mij wel gewacht dit aan den heer Fogg mede te deelen.
"Weet hij niets?" vroeg Fix levendig.
"Niets," antwoordde Passepartout, nogmaals zijn glas ledigende.
De inspecteur van politie wreef met zijne hand over zijn voorhoofd. Hij aarzelde verder te gaan. Wat zou hij doen? De dwaling van Passepartout scheen oprecht, maar zij maakte het volvoeren van zijn plan gemakkelijker. Blijkbaar sprak de knecht volkomen ter goeder trouw en was hij geen medeplichtige van zijn meester, wat Fix had kunnen vreezen.
"Welnu," dacht hij, "als hij zijn medeplichtige niet is, zal hij mij helpen."
De detective was nu tot een ander besluit gekomen. Bovendien hij had geen tijd meer om te dralen. Tot elken prijs moest hij Fogg te Hong-Kong houden.
"Hoor," zeide Fix; "luister goed naar hetgeen ik zeggen zal. Ik ben niet degeen waarvoor gij mij houdt, namelijk een agent van de leden der Reform-club."
"Ei!" antwoordde Passepartout, hem spottend aanziende.
"Ik ben inspecteur van politie, belast met eene zending, die mij door het hoofdbestuur van Londen is opgedragen."
"Gij! inspecteur van politie!"
"Ja; als gij nog twijfelt, ziehier mijne aanstelling."
De agent haalde daarop een papier uit zijne portefeuille te voorschijn en liet aan Passepartout zijne aanstelling zien, door het hoofdbestuur te Londen geteekend. Passepartout was geheel onthutst en zag Fix aan zonder een woord te kunnen uiten.
"De weddenschap van dien Fogg," ging Fix voort, "is slechts een voorwendsel, waarvan gij dupe zijt, gij zoowel al de leden van de Reform-club, want hij had er belang bij om zich van uwe onschuldige medeplichtigheid te verzekeren."
"Maar waarom?" riep Passepartout uit.
"Luister. Den 28en September l.l. is er eene som van vijf en vijftig duizend pond aan de engelsche bank ontstolen door een persoon, wiens signalement men heeft kunnen opmaken. Welnu, zie dat signalement; het is trek voor trek dat van Fogg."
"Onmogelijk!" riep Passepartout, met zijn stevige vuist op tafel slaande. "Mijn meester is de eerlijkste man ter wereld."
"Wat weet gij daarvan?" hernam Fix. "Gij kent hem zelfs niet. Gij zijt bij hem in dienst getreden op den dag zelven, dat hij op reis ging en hij is in overijling vertrokken onder een allerbelachelijkst voorwendsel, zonder koffers en met een groote zak bankbiljetten. En ge durft zeggen, dat hij een eerlijk man is."
"Ja! dat is hij," herhaalde de arme knecht werktuigelijk.
"Wilt gij dan als zijne medeplichtige in hechtenis worden genomen?"
Passepartout hield zijn hoofd met beide handen vast. Hij was onherkenbaar. Hij durfde den inspecteur van politie niet aanzien.
Phileas Fogg een dief, hij de redder van Aouda, die edelmoedige man! En toch welk een vermoeden rustte op hem! Passepartout trachtte de verdenking, die ook bij hem oprees, te weren. Hij kon niet gelooven aan de schuld van zijn meester.
"En wat woudt gij nu van mij?" vroeg hij aan den inspecteur, een laatste poging doende om zich te bedwingen.
"Dit," antwoordde Fix. "Ik heb tot hiertoe het spoor van dien Fogg gevolgd, maar ik heb de volmacht om hem in hechtenis te nemen nog niet uit Londen ontvangen.