Gij moet mij helpen om hem te Hong-Kong te doen blijven."
"Ik! Ik zou...."
"En dan deel ik met u de premie van twee duizend pond, door de Engelsche bank uitgeloofd."
"Nooit!" antwoordde Passepartout, die wilde opstaan, maar neerzonk en gevoelde dat zijn verstand en zijne krachten beiden hem begeven hadden.
"Mijnheer Fix," stotterde hij, "al was alles waar wat gij mij gezegd hebt, al was mijnheer Fogg de dief, dien gij zoekt, wat ik ontken ... ik ben in zijn dienst ... ik heb gezien, dat hij goed en edelmoedig was ... hem verraden ... neen voor al het goud der aarde ... ik ben van een dorp, waar dat brood niet gebakken wordt...."
"Gij weigert?"
"Ik weiger."
"Laten wij het er dan maar voor houden, dat ik niets gezegd heb en een glas drinken."
Passepartout gevoelde, dat hij hoe langer hoe meer onder den invloed van den drank kwam. Fix, die begreep, dat hij hem volstrekt van zijn meester moest scheiden, wilde hem geheel bedwelmen. Op de tafel lagen een paar pijpen opium. Fix stopte er hem eene in de hand. Passepartout nam ze werktuigelijk aan, stak ze in den mond, deed eenige trekken en viel toen onder den invloed van den verdoovenden geur voorover.
"Eindelijk," zeide Fix, toen hij Passepartout buiten kennis zag; "Fogg zal van het vertrek der Carnatic geen kennis dragen en als hij toch vertrekt, zal het niet zijn door behulp van dien verwenschten Franschman."
Daarop betaalde hij de vertering en ging heen.
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Waarin Fix in rechtstreeksche onderhandeling treedt met Phileas Fogg.
Gedurende dit gesprek, waarbij waarschijnlijk Fogg's geheele toekomst op het spel stond, geleidde deze mevrouw Aouda door de straten van de engelsche stad. Toen Aouda zijn aanbod had aangenomen om haar mede naar Europa te nemen, moest hij ook alle benoodigdheden aanschaffen, die zulk een lange reis medebracht. Dat een Engelschman, zooals hij, de reis om de wereld maakt met zijn valies in de hand, kan er nog door; maar eene vrouw kon in zulke omstandigheden dergelijke reis, op die wijze niet ondernemen. Daarom was men wel verplicht allerlei kleederen en voorwerpen, die zij soms onderweg noodig mocht hebben, aan te schaffen. Fogg kweet zich van deze taak, met de kalmte welke hem kenmerkte, trots de verontschuldigingen en tegenwerpingen van de jonge vrouw, die verlegen was met zooveel beleefdheid.
"Het is in het belang van mijn reis, het staat op mijn programma," zeide hij gedurig.
Toen zij hunne inkoopen gedaan hadden, keerden Fogg en Aouda weer naar het hotel terug, waar zij een heerlijk dine vonden. Daarop ging Aouda, die een weinig vermoeid was, naar hare kamer en drukte a l'anglaise de hand van haren ongevoeligen redder.
De achtenswaardige gentleman verdiepte zich den ganschen avond in de Times en de Illustrated Londen News.
Zoo hij de man ware geweest om zich over iets te verwonderen, dan had hij dit wel mogen doen, toen Passepartout bij het naar bed gaan nog niet was komen opdagen. Maar daar hij wist dat de mailboot naar Yokohama eerst den anderen morgen vertrok, dacht hij er niet over. Den volgenden morgen kwam Passepartout op het schellen van Fogg niet te voorschijn.
Wat de gentleman wel dacht, toen hij vernam dat zijn knecht niet thuis was gekomen, zou niemand kunnen zeggen. Fogg nam zijn valies op, liet Aouda waarschuwen en bestelde een palankijn.
Het was toen acht uur, en het getij, waarop het vertrek van de Carnatic gewacht had om de haven te verlaten, kwam ten half tien ure op.
Toen de draagstoel voorkwam, stapten Aouda en Fogg in het gemakkelijke voertuig en lieten hun bagage op een kruiwagen volgen.
Een half uur later kwamen de reizigers op de aanlegplaats, en daar vernamen zij eerst dat de Carnatic reeds den vorigen avond vertrokken was.
Fogg, die er op had gerekend zoowel zijn bediende als de mail-boot te vinden, moest nu beiden missen. Maar zijn gelaat teekende volstrekt geen teleurstelling, en toen Aouda hem angstig aanzag, voegde hij haar toe:
"Dat is een incident, mevrouw, anders niet."
Op dit oogenblik naderde hem een persoon, welke hem nauwkeurig gadesloeg.