Hij telde en telde nogmaals de dagen, die waren verloopen, verwenschte de halten van den trein, die hij van traagheid beschuldigde, terwijl hij er in zijn binnenste Fogg een verwijt van maakte, dat hij geen premie aan den machinist had uitgeloofd. De goede man wist niet, dat wat mogelijk is op eene mailboot, niet mogelijk is op eene spoortrein, waarvan de snelheid door het reglement wordt bepaald.
Tegen den avond kwam men in de engte van het Sutpore gebergte dat het grondgebied van Khandeish scheidt van dat van Bundelkund. Den anderen morgen, 22 October, toen de heer Francis Cromarty vroeg hoe laat het was, raadpleegde Passepartout zijn horloge en antwoordde, dat het drie uren in den morgen was. Dat beroemde horloge, nog altijd geregeld naar den meridiaan over Greenwich, dat zeven en zestig graden westelijker ligt, liep vier uren achter en moest ook vier uren achterloopen.
Sir Francis herleidde dus het uur door Passepartout opgegeven tot den werkelijken tijd en maakte hem dezelfde opmerking als reeds vroeger Fix had gemaakt. Hij trachtte hem aan het verstand te brengen, dat hij zijn uurwerk regelen moest naar elken nieuwen meridiaan, en dat, wanneer hij altijd oostelijk voorttrok, dus met de zon mede, de dagen zooveel maal vier minuten korter waren als men graden doorliep. Maar het baatte niet. Of de koppige knecht den generaal al of niet begreep, zeker is het dat hij er bij volhardde om zijn horloge niet vooruit te zetten en het onveranderlijk op den londenschen tijd hield. Het was trouwens een onschuldige manie, waarbij niemand schade kon hebben.
Des morgens ten acht ure op vijftien mijlen van Rothal, hield de trein stil te midden van een groot bosch omringd door eenige bungalows en hutten voor arbeiders. De conducteur liep den trein langs en riep de reizigers toe:
"Uitstappen, heeren!"
Phileas Fogg zag den heer Francis Cromarty aan, die niets scheen te begrijpen van deze halt in een bosch van tamarinden en khajoers. Passepartout was niet minder verbaasd; hij sprong den waggon uit en keerde bijna even spoedig terug met de woorden:
"Mijnheer, daar is geen spoorweg meer."
"Wat meent ge?" vroeg Francis Cromarty.
"Ik meen, dat de weg niet doorloopt."
De brigade-generaal verliet nu ook den waggon. Phileas Fogg volgde hem, zonder zich te haasten. Beiden richtten zich tot den conducteur.
"Houden wij hier stil?"
"Zeer zeker. De spoorweg is niet voltooid."
"Hoe! Niet voltooid."
"Neen, er is nog een eind weg, ongeveer vijftig mijlen, tusschen dit punt en Allahabad, waar de weg weder begint."
"Maar de dagbladen hebben toch de opening van de lijn medegedeeld."
"Wat zal ik u zeggen, generaal? de dagbladen hebben zich vergist."
"En gij geeft plaatskaartjes van Bombay naar Calcutta," hernam de heer Francis Cromarty, die zich begon boos te maken.
"Zeker; maar de reizigers weten wel, dat zij op eigen gelegenheid van Kholby naar Allahabad moeten reizen."
De heer Francis Cromarty was woedend. Passepartout had den conducteur wel willen doodslaan, ofschoon het diens schuld niet was, en durfde zijn meester niet aanzien.
"Sir Francis," zeide de heer Fogg eenvoudig, "als gij het goedvindt, zullen wij naar een middel omzien om naar Allahabad te komen."
"Mijnheer Fogg, dit is een oponthoud dat stellig allernadeeligst moet werken op uw plan."
"Neen, Sir Francis, het was voorzien."
"Hoe! wist ge dan dat de weg...."
"Volstrekt niet, maar ik wist, dat vroeg of laat een hinderpaal voor mijne reis zich zou voordoen. Niets is echter verloren. Ik ben nog twee dagen vooruit en die kan ik er aan geven. De stoomboot van Calcutta naar Hongkong vertrekt den 25en des middags. Wij hebben vandaag den 22en en wij zullen bij tijds te Calcutta zijn."
Tegen dit antwoord met het grootste vertrouwen uitgesproken was niets aan te voeren.
Het was maar al te waar, dat de spoorweg op dit punt ophield. De dagbladen zijn als sommige horloges, die altijd vooruit loopen en zij hadden te voorbarig de voltooiing van de lijn aan het publiek medegedeeld.
Den meesten reizigers was het bekend dat de spoorweg hier eindigde en zij hadden zich meester gemaakt van alle vervoermiddelen, welke in het dorp te bekomen waren: palkigharis op vier wielen, karretjes door reboe's, ossen met bulten, getrokken, reiswagens die op de beweegbare pagodes geleken, palankijns, paarden enz.