Jules Verne

Ik moet bekennen dat ik nog niet begreep, waarom de geschiedenis mij belangstelling moest inboezemen.

"Welnu?"

"Welnu, mijnheer Aronnax," was het antwoord, "wij zijn in die baai van Vigo, en het hangt maar van u af om er de geheimen van te doorgronden."

De kapitein stond op en verzocht mij hem te volgen. Ik had den tijd gehad weer op mijn verhaal te komen; ik gehoorzaamde. De salon was in duisternis gehuld, maar door de glazen zag ik het verlichte zeewater; ik keek toe. Rondom den Nautilus was het water op een afstand van vijf honderd meter helder door de electrische lantaarn verlicht; de bodem was met fijn en helderwit zand bedekt; mannen van de equipage met scaphanders aan, waren bezig om half verrotte tonnen, en stuk gevallen kisten te midden van zwarte wrakken op te ruimen. Uit de kisten en vaten vielen zilveren en gouden staven; stapels piasters en edelgesteenten. Het zand was er mee bedekt. Vervolgens kwamen de mannen met rijken buit beladen op den Nautilus terug, legden er hun vracht neer en begonnen opnieuw dien oogst van goud en zilver te innen.

Nu begreep ik alles: hier was het tooneel van den zeeslag van 22 October 1702, hier waren die voor rekening van de Spaansche regeering geladen galjoenen gezonken, hier kwam kapitein Nemo, naarmate van zijn behoeften, de millioenen halen, waarmee hij zijn Nautilus bevrachtte. Het was voor hem, voor hem alleen dat Amerika zijn kostbare metalen had opgebracht; hij was alleen en onverdeeld erfgenaam van die aan de Incas en hun door Ferdinand Cortez onderworpen volken ontroofde schatten!

"Wist gij, mijnheer de professor," vroeg hij mij glimlachend, "dat de zee zoovele rijkdommen bevatte?"

"Ik wist alleen," antwoordde ik, "dat men het zilver, dat in het zeewater is opgelost, op twee millioen centenaars schat."

"Zonder twijfel, doch om het er uit te halen zou meer kosten dan het waard was. Hier integendeel behoef ik maar op te rapen wat de menschen verloren hebben, en niet alleen in de baai van Vigo, maar op duizend andere plaatsen van schipbreuken, die ik allen op mijn kaarten heb aangeteekend. Begrijpt gij nu dat ik meer dan millionnair ben?"

"Ik begrijp het, kapitein. Vergun mij evenwel de opmerking dat, nu gij de baai van Vigo op deze wijze onderzoekt, gij de werkzaamheden eener maatschappij voorkomt."

"Welke?"

"Een maatschappij, die van de Spaansche regeering concessie heeft gekregen om de gezonken galjoenen op te sporen. De aandeelhouders worden uitgelokt door het vooruitzicht van grove voordeelen, want men schat de waarde der verzonken schatten op 250 millioen gulden."

"Die waren er," antwoordde kapitein Nemo, doch nu niet meer."

"Ik geloof dat graag," zei ik; "een goede raad aan die aandeelhouders zou dan ook een daad van welwillendheid zijn. Wie weet echter of men dien raad wel zou aannemen? Want wat spelers vooral betreuren, is niet zoozeer het verlies van hun geld als wel dat van hun dwaze verwachtingen. Ik beklaag ze dan ook minder, dan die duizenden ongelukkigen voor wie deze rijkdommen bij een verstandige verdeeling, van groot nut zouden geweest zijn, terwijl ze nu nutteloos voor hen blijven!"

Ik had deze woorden niet uitgesproken of ik begreep dat ik kapitein Nemo had moeten grieven.

"Nutteloos!" antwoordde hij, terwijl hij in vuur geraakte. "Gelooft gij dan, mijnheer, dat die rijkdommen verloren zijn, nu ik ze verzamel? Is het volgens uw oordeel voor mij, dat ik mij de moeite geef die schatten op te rapen? Wie zegt u dat ik er geen goed gebruik van maak? Gelooft gij dan, dat ik niet weet dat er een lijdende menschheid bestaat, dat er slaafs onderdrukte volken op deze aarde leven, dat er ongelukkigen geholpen, slachtoffers gewroken moeten worden? Begrijpt gij mij niet? ..."

Kapitein Nemo zweeg plotseling en had er misschien berouw over te veel gezegd te hebben. Ik had het echter geraden: welke ook de beweegredenen mochten geweest zijn, die hem gedrongen hadden op zee de onafhankelijkheid te zoeken, hij was toch voor alles mensch gebleven! Zijn hart klopte nog warm voor het lijden der menschheid en zijn oneindig groote liefde strekte zich over slaafsche volken zoowel als over enkele personen uit!

En toen begreep ik voor wie de millioenen waren bestemd geweest, door Nemo weggezonden, toen de Nautilus in den omtrek van het opgestane Creta dreef!

HOOFDSTUK XXXIII

Een verdwenen land.