"Ik neem uwe berekeningen aan, kapitein," gaf ik ten antwoord, "en ik zou zeer onaardig handelen om daarover met u te twisten, omdat de ondervinding er dagelijks de waarheid van bewijst. Maar ik voorzie nog eene wezenlijke moeielijkheid."
"Welke, mijnheer?"
"Als gij op duizend meter diepte zijt, dan ondervindt het buitenste bekleedsel van de Nautilus eene drukking van honderd atmosferen; als gij dus op dat oogenblik het water uit uwe vergaarbakken wilt verdrijven om weder te stijgen, dan moeten uwe pompen die drukking overwinnen, en dat is honderd kilogram op de vierkante centimeter. Gij hebt dus eene kracht noodig...."
"Welke de electriciteit alleen mij kon geven," viel kapitein Nemo mij haastig in de rede. "Ik herhaal het u, mijnheer, dat de dynamische kracht van mijne werktuigen bijna onbegrensd is. De pompen van de Nautilus hebben eene verbazende kracht; gij hebt dat dunkt mij reeds moeten ondervinden, toen hare waterstralen zich als een woedende stroom op het dek van de Abraham Lincoln neerstortten. Overigens bedien ik mij van mijne hulpvergaarbakken slechts om eene gemiddelde diepte van 1500 tot 2000 meter te bereiken, en dat wel om mijne toestellen te sparen. Als ik lust heb om den Oceaan op eene diepte van twee of drie kilometer te bezoeken, dan heb ik veel langere, doch even onfeilbare bewegingen noodig."
"Welke dan, kapitein?" vroeg ik.
"Daarvoor moet ik u noodzakelijk mededeelen hoe de Nautilus bestuurd wordt."
"Ik brand van ongeduld om het te vernemen."
"Om het schip naar stuur- of bakboordzijde te wenden, om het te doen laveeren, kortom om het in horizontale richting te doen bewegen, daarvoor gebruik ik een gewoon roer, dat met een tandrad in beweging wordt gebracht; maar ik kan de Nautilus ook van boven naar beneden, en omgekeerd bewegen in vertikale richting, en dit doe ik door middel van twee hellende vlakken, welke aan weerszijden midden uit het schip steken, en die door middel van krachtige hefboomen allerlei standen kunnen aannemen. Als die vlakken evenwijdig met het vaartuig gehouden worden, dan gaat dit in horizontale richting voort; worden zij schuins gehouden, dan daalt de Nautilus volgens de helling der vlakken en door de werking der schroef naar de diepte, of komt op dezelfde wijze naar boven, en zelfs als ik spoediger naar boven wil komen, dan laat ik de schroef stilstaan, en de drukking van het water doet de Nautilus in vertikale richting even spoedig stijgen, als een luchtbal, die met waterstofgas gevuld, zich in de lucht verheft."
"Bravo, kapitein!" riep ik uit. "Maar hoe kan de stuurman den weg volgen, welken gij hem in het midden der zee aanwijst?"
"De stuurman staat in eene glazen kooi, welke boven op de Nautilus eenigszins uitsteekt, en welke van groote lenzen is voorzien."
"Glazen, die bestand zijn om aan zulk eene drukking weerstand te bieden?"
"Welzeker. Het kristal dat zoo bros is als er tegen gestooten wordt, heeft echter een aanzienlijk weerstandsvermogen. Bij proeven, welke men in 1864 in de Poolzeeen nam om bij electriek licht te visschen, merkte men op, dat kristalplaten van zeven millimeter dik aan eene drukking van zestien atmosferen konden weerstand bieden, als men er slechts warmtestralen door liet vallen, welke haar eene gelijkmatige warmte mededeelden. En de glazen, waarvan ik mij bedien, zijn in het middelpunt niet minder dan 21 centimeter dik, dat is dus dertigmaal zooveel."
"Ik geloof het, kapitein; maar om te zien moet het licht de duisternis van die diepten toch vervangen, en ik vroeg mijzelven af, hoe het mogelijk is om onder in zee...."
"Achter het stuurhokje is een krachtige electrieke reflector geplaatst, welker stralen de zee op een kilometer afstands verlichten."
"Bravo, kapitein! Nu begrijp ik dat lichten van den reusachtigen eenhoorn, die alle geleerden in spanning heeft gebracht. Het is natuurlijk dat ik u hierbij vraag, of de botsing tusschen de Nautilus en de Scotia, waarover zooveel gepraat is, door eene toevallige ontmoeting werd veroorzaakt of niet?"
"Geheel toevallig mijnheer; ik voer op twee meter onder water toen de botsing plaats greep; overigens zag ik dat het geene noodlottige gevolgen heeft gehad."
"Geene, mijnheer; maar wat uwe ontmoeting met de Abraham Lincoln aangaat?..."
"Het spijt mij voor een van de beste schepen van die flinke Amerikaansche Marine, mijnheer, maar men viel mij aan en ik moest mij verdedigen.