Jules Verne

Ga heen, Axel, ga heen!"

Mijn oom was, zoo sprekende, in een uiterst opgewonden toestand. Zijne stem, die een oogenblik aangedaan was geweest, werd weder ruw en dreigend. Hij worstelde met eene sombere geestkracht tegen het onmogelijke! Ik wilde hem niet achterlaten op den bodem van dezen afgrond, en aan den anderen kant spoorde de zucht tot zelfbehoud mij aan om hem te ontvluchten.

De gids woonde dit tooneel met zijne gewone onverschilligheid bij. Hij begreep echter wel, wat er tusschen zijne beide reisgenooten plaats had; onze gebaren wezen genoeg den verschillenden weg aan, waarop ieder onzer den anderen trachtte mede te troonen; maar Hans scheen weinig belang te stellen in de vraag, waarbij zijn leven op het spel stond; hij was gereed om te vertrekken, als het sein daartoe werd gegeven, gereed ook om te blijven, als zijn meester het verlangde. Had ik mij nu maar verstaanbaar voor hem kunnen uitdrukken! Mijne woorden, mijne zuchten, mijn toon zouden dit koele schepsel geroerd hebben. Die gevaren, welke de gids niet scheen te vermoeden, zou ik hem aan het verstand gebracht hebben en doen voelen en tasten. Met ons beiden zouden wij misschien den stijf hoofdigen professor overtuigd hebben. Des noods zouden wij hem gedwongen hebben om naar den top van den Sneffels terug te keeren!

Ik naderde Hans. Ik legde mijne hand op de zijne. Hij verroerde zich niet. Ik wees hem den weg naar den krater. Hij bleef onbeweeglijk staan. Mijn ontsteld gelaat drukte genoeg uit wat ik leed. De IJslander schudde zacht het hoofd en heel bedaard op mijn oom wijzende, zeide hij: "Master!"

"De meester!" riep ik, "neen, zinnelooze! hij is geen meester over uw leven! gij moet vluchten! gij moet hem medeslepen! hoort gij mij? begrijpt gij mij?"

Ik had Hans bij den arm genomen. Ik wilde hem dwingen om op te staan. Ik worstelde met hem. Mijn oom kwam tusschen beiden.

"Bedaar, Axel!" zeide hij. "Gij zult niets gedaan krijgen van dezen koelbloedigen dienaar. Luister dus naar hetgeen ik u wil voorstellen."

Ik sloeg de armen over elkaar en zag mijn oom stijf in het gezicht.

"Gebrek aan water alleen," zeide hij, "legt een hinderpaal in den weg aan de volvoering mijner plannen. In deze oostelijke galerij, uit lava, schiefer en steenkolen bestaande, hebben wij geen enkelen droppel vocht aangetroffen. Het is mogelijk, dat wij gelukkiger zullen zijn, als wij den westelijken tunnel volgen.

Ik schudde mijn hoofd met een zeer ongeloovig gelaat.

"Hoor mij tot het einde toe aan," hernam de professor zijne stem verheffende. "Terwijl gij daar bewusteloos laagt, ben ik de inrichting dezer galerij gaan verkennen. Zij dringt rechtstreeks in de ingewanden der aarde, en binnen weinige uren zal zij ons tot het massieve graniet voeren. Daar moeten wij overvloedige bronnen aantreffen. De aard der steensoort wil het zoo, en de hoop is het met de logica eens om mijne overtuiging te ondersteunen. Ziehier nu wat ik u heb voor te stellen. Toen Columbus drie dagen vroeg aan zijn scheepsvolk om nieuwe landen te vinden, lieten zijne zieke en beangstigde schepelingen toch recht wedervaren aan zijn verzoek en--hij heeft de nieuwe wereld ontdekt. Ik, de Columbus dezer onderaardsche gewesten, vraag u nog maar een dag. Als ik na verloop van dien tijd het ons ontbrekende water nog niet aangetroffen heb, dan, ik zweer het u, zullen wij naar de oppervlakte der aarde terugkeeren."

In spijt van mijne verbittering was ik aangedaan door deze woorden en door het geweld, dat mijn oom zich aandeed om zulk eene taal te voeren.

"Welnu!" riep ik uit, "het geschiede zooals gij verlangt! Moge God uwe bovenmenschelijke geestkracht beloonen! Stel het lot dan nog maar eenige uren langer op de proef. Vooruit!"

HOOFDSTUK XXII

Zeldzaam geologisch genot.--Verdwijning van Hans.

De nederdaling begon ditmaal weder door de nieuwe galerij. Hans ging naar gewoonte vooruit. Wij waren nog geen honderd schreden ver, of de professor, zijne lamp langs de muren bewegende, riep uit:

"Ziedaar de oorspronkelijke gronden! wij zijn op den goeden weg! voorwaarts! voorwaarts!"

Toen de aarde in de eerste tijden van haar bestaan langzamerhand afkoelde, veroorzaakte de vermindering van haren omvang in de schors afwijkingen, scheuren, ineenkrimpingen, kloven.