Jules Verne

Op mijn uitstapje ontmoette ik weinig inwoners; in de handeldrijvende straat komende, zag ik het grootste deel der bevolking bezig met kabeljouw, het voornaamste artikel van uitvoer, te drogen, te zouten en te laden.

De mannen schenen forsch, maar traag; zij hadden wel iets van blonde Duitschers met peinzende oogen, die zich min of meer buiten het menschdom gevoelen; arme ballingen in dat bevrozen land opgesloten, waarvan de natuur wel Eskimoos moest maken, daar zij hen veroordeelde om op de grens van den poolcirkel te leven! Ik beproefde te vergeefs een glimlachje op hun gelaat te betrappen; zij lachten somtijds door eene soort van onwillekeurige samentrekking der spieren, maar zij glimlachten nooit.

Hunne kleeding bestond uit een grove boezeroen van zwarte wol, in alle Scandinavische landen bekend onder den naam van "vadmel," een hoed met breede randen, een broek met roode bies en een stuk leder op de wijze van schoeisel gevouwen.

De vrouwen met een treurig en lijdzaam voorkomen en een vrij lief maar wezenloos gezicht, waren gekleed met een lijfje en een rok van donker "vadmel;" de ongetrouwde droegen op hare kransgewijze gevlochten haren een gebreid bruin mutsje; de getrouwde wonden om haar hoofd een gekleurden doek, met een topsieraad van wit linnen.

Toen ik na eene fiksche wandeling weder naar het huis van den heer Fridriksson ging, vond ik er mijn oom reeds in gezelschap van zijn gastheer.

HOOFDSTUK X

Leeslust der IJslanders.--Letterkunde der IJslanders.--De Sneffels.--Over zee of land?

Het middagmaal was gereed; het werd gulzig verslonden door professor Lidenbrock, wiens maag door het gedwongen vasten aan boord in een bodemloozen afgrond was veranderd. Deze meer deensche dan ijslandsche maaltijd had op zichzelven niets bijzonders; maar onze meer ijslandsche dan deensche gastheer herinnerde mij de helden der aloude gastvrijheid. Het was duidelijk zichtbaar, dat wij beter bij hem te huis waren dan hij zelf.

Het gesprek werd in de landtaal gevoerd, welke mijn oom met duitsch en de heer Fridriksson met latijn vermengden, opdat ik het zou kunnen volgen. Het liep over wetenschappelijke onderwerpen, zooals dat aan geleerden past; maar professor Lidenbrock was uiterst behoedzaam, en zijne oogen bevalen mij bij iederen volzin een volstrekt stilzwijgen aan betreffende onze toekomstige plannen.

Allereerst vroeg de heer Fridriksson mijn oom naar de uitkomsten zijner nasporingen in de bibliotheek.

"Uwe bibliotheek," riep de laatste, "bestaat slechts uit geschonden boeken op bijna ledige planken!"

"Wat!" riep de heer Fridriksson, "wij bezitten acht duizend deelen, waaronder vele kostbaar en zeldzaam zijn, werken in de oude Scandinavische taal, en al het nieuws, waarvan Kopenhagen ons jaarlijks voorziet."

"Waar zitten die acht duizend deelen dan? Ik...."

"O, mijnheer Lidenbrock! zij gaan het gansche land door; men heeft smaak voor de studie op ons oud bevrozen eiland! Geen boer, geen visscher zult gij aantreffen, of hij kan lezen en leest. Wij denken, dat de boeken niet bestemd zijn om te beschimmelen achter een ijzeren traliehek, ver van de blikken der nieuwsgierigen, maar om versleten te worden onder de oogen der lezers. Ook gaan die deelen van hand tot hand, doorbladerd, gelezen en herlezen, en dikwijls komen zij eerst na een of twee jaar weder op hunne plank terecht."

Met zekere spijt antwoordde mijn oom: "Vreemdelingen intusschen...."

"Wat zou dat! De vreemdelingen hebben hunne bibliotheek te huis, en voor alles moeten onze boeren leeren. Ik herhaal het, de liefde voor de studie zit in het ijslandsche bloed. Zoo hebben wij in 1816 een letterkundig genootschap opgericht, dat goed gaat; vreemde geleerden stellen er eene eer in om er toe te behooren; het geeft boeken uit, bestemd voor de opvoeding onzer landgenooten en bewijst ware diensten aan het land. Als gij een onzer correspondeerende leden wilt zijn, mijnheer Lidenbrock! zult gij ons het grootste genoegen doen."

Mijn oom, die reeds lid was van een honderdtal geleerde genootschappen, nam het aanbod zoo goedgunstig aan, dat de heer Fridriksson er door getroffen werd.