Jules Verne

Bovendien met het oog op de gewone zorgeloosheid der Amerikanen, zou het, nu zij voor een enkele maal voorzichtig wilden zijn, eene dwaasheid wezen dit niet te zijn.

Passepartout durfde zijn meester dit niet te gaan mededeelen; hij hoorde met zijne tanden op elkaar gedrukt en zoo onbeweeglijk als een standbeeld alles aan.

"Zeg eens," riep kolonel Proctor, "wij hebben toch geen plan om hier in de sneeuw wortel te schieten."

"Kolonel," antwoordde de conducteur, "men heeft naar het station Omaha geseind om een trein, maar het is niet waarschijnlijk dat deze te Medicine-Bow voor zes uur aankomt.

"Zes uur!" riep Passepartout.

"Ongetwijfeld," antwoordde de conducteur. "Ook hebben wij dezen tijd wel noodig om te voet naar het station te gaan."

"Maar het is maar een mijl hier van daan," merkte een der reizigers op.

"Ja, een mijl, maar aan den anderen kant der rivier."

"En kan men deze rivier met een boot oversteken?" vroeg de kolonel.

"Onmogelijk. De kreek is door den regen gezwollen. Het is een waterval en wij zouden dus genoodzaakt zijn een omweg van tien mijlen noordwaarts te maken om eene doorwaadbare plaats te vinden."

De kolonel gaf aan een reeks van vloeken lucht, deels tegen de reizigers, deels tegen de conducteurs, en Passepartout, die ook woedend was, had zeer veel lust om hem daarin gezelschap te houden. Hier had zich een materieel bezwaar opgedaan, waarop alle banknoten van zijn meester schipbreuk moesten lijden. Alle reizigers waren dan ook teleurgesteld, daar zij, behalve hun oponthoud te rekenen, zich genoodzaakt zagen vijftien mijlen door met sneeuw bedeke vlakte af te leggen. Er ontstond eene wisseling van uitroepingen en verwenschingen, die ongetwijfeld Fogg's aandacht zouden getrokken hebben, zoo hij niet verdiept ware geweest in zijn spel. Toch was Passepartout genoodzaakt om hem alles mede te deelen, en met gebogen hoofd begaf hij zich naar den waggon, toen de machinist van den trein--een echte Yankee, Forster genaamd--zijne stem verhief en zeide:

"Heeren, er is misschien een middel om verder te gaan."

"Over de brug?"

"Ja, over de brug."

"Met onzen trein?" vroeg de kolonel.

"Met onzen trein."

Passepartout stond stil en verslond de woorden van den machinist.

"Maar de brug is op het punt van in te storten!" merkte de conducteur aan.

"Dat doet er niet toe," antwoordde Forster. "ik geloof dat, wanneer de trein in zijn grootste snelheid over de brug gaat, er alle kans bestaat dat wij er goed over komen."

"Drommels!" zeide Passepartout.

Maar een aantal reizigers had dit voorstel reeds goedgekeurd en het scheen vooral kolonel Proctor zeer aangenaam toe. Deze heethoofd vond de zaak zeer goed uitvoerbaar. Hij herinnerde zich zelfs hoe eenige ingenieurs het plan hadden gevormd om een goed aaneengesloten trein in volle vaart rivieren zonder bruggen te doen passeeren. Bij slot van rekening schaarden alle belanghebbenden zich aan de zijde van den machinist.

"Wij hebben vijftig kansen tegen een," zeide een der reizigers.

"Zestig! ... tachtig! Wel negentig op de honderd," zeide een ander. Passepartout was geheel verbijsterd van verbazing; ofschoon hij wel alles had willen doen om de brug van de Medicine-Bow over te komen, scheen hem dit toch een weinig al te amerikaansch toe.

"Daar is bovendien nog wel een eenvoudiger middel, en daar denken die menschen nu in het geheel niet aan!... "Mijnheer," zeide hij tot een der reizigers, "het middel, dat de machinist voorstelt, schijnt mij een weinig gewaagd toe, maar...."

"Tachtig kansen!" antwoordde de reiziger, die hem den rug toekeerde.

"Ik weet wel," zeide Passepartout zich tot een ander gentleman richtend, "maar het was toch goed eens even te bedenken...."

"Geen bedenkingen, dat is onnoodig," antwoordde de aangesproken Amerikaan, zijn schouders ophalend, "daar de machinist u verzekert dat men er over zal gaan."

"Zeer zeker," hernam Passepartout, "zal men er over komen, maar was het niet voorzichtiger...."

"Wat! voorzichtiger!" riep kolonel Proctor, dien dit woord, hetwelk hij toevallig hoorde, deed opspringen.