Jules Verne

De woelige menigte naderde al meer en meer de trap en besteeg de onderste treden. Een der partijen werd blijkbaar terug gedrongen, zonder dat de eenvoudige toeschouwers bemerken konden of Mandiboy dan wel Kamerfield de overhand behaald had.

"Ik geloof dat het veiliger zou zijn, als wij hier vandaan gingen," zeide Fix, die niet gaarne gezien had dat Fogg misschien in een moeielijke zaak werd gewikkeld.--"Zoo er in dit alles quaestie is van Engeland, en men ons soms herkent, dan zouden wij tusschen die menigte niet licht een uitweg kunnen vinden."

"Een engelsch burger...." antwoordde Fogg.

Maar de gentleman kon zijn volzin niet voleinden. Van het terras dat achter hem was hoorde hij roepen: "Hoezee! hoezee! hoezee! hip hip! hoezee! voor Mandiboy!" Het waren eenige kiezers, die nog ter hulp snelden, en de voorstanders van Kamerfield in de flank aantastten. Fogg, Aouda en Fix bevonden zich tusschen twee vuren. Het was te laat om te ontsnappen. Die vloed van menschen, gewapend met stokken met looden knoppen, was niet te weerstaan. Fogg en Fix, die Aouda trachtten te beveiligen, werden geducht gestompt. Fogg, die als altijd zeer kalm bleef, wilde zich verdedigen met de wapens, waarmede de natuur hem begiftigd had en die, zooals bij elken Engelschman, aan het uiteinde der armen bevestigd zijn. Maar het was te vergeefs. Een ontzaglijk groote kerel met rooden baard, bruine gelaatskleur, breed geschouderd, en die de hoofdman der troep scheen, richtte zijne vuisten naar Fogg, en zonder twijfel zou hij den gentleman op verschrikkelijke wijze hebben toegetakeld, zoo Fix niet uit zelfopoffering den vuistslag had opgevangen. Een groote buil kwam oogenblikkelijk te voorschijn onder den zijden hoed van den detective welke in een pet veranderd was.

"Yankee!" zeide Fogg, een verachtelijken blik op zijn tegenpartij werpende.

"Engelschman!" antwoordde de ander.

"Wij zullen elkaar weervinden!"

"Wanneer het u goeddunkt. Uw naam?"

"Phileas Fogg; en de uwe?"

"Kolonel Stamp Proctor."

Daarop trok de menigte voorbij. Fix, die nog op den grond lag, richtte zich op, met gescheurde kleederen, maar zonder een ernstige wond bekomen te hebben. Zijn reisjas was in twee ongelijke stukken verdeeld en zijn pantalon geleek op die onderbroeken, welke sommige Indiers--ter wille van de mode,--niet aantrekken, voor zij er eerst een gedeelte van weg gesneden hebben. Maar het voornaamste was dat Aouda gespaard was gebleven en Fix slechts een vuistslag had opgedaan.

"Ik ben u recht dankbaar," zeide Fogg tot den inspecteur, toen zij uit het gedrang waren.

"Het is de moeite niet waard om er over te spreken," antwoordde Fix, "maar ga nu mede."

"Waarheen?"

"Naar een kleedermaker."

En waarlijk dit bezoek was niet overbodig. De kleederen van Fogg en Fix waren geheel in flarden gescheurd, alsof deze twee gentlemen elkander voor Kamerfield en Mandiboy eens afgeranseld hadden. Een uur later, toen zij weer goed gekleed en gekapt waren, keerden zij naar het International Hotel terug. Daar wachtte Passepartout reeds zijn meester met een half dozijn dolken en revolvers met zes loopen. Toen hij Fix in gezelschap van Fogg bemerkte, fronste hij zijne wenkbrauwen. Maar Aouda vertelde in weinige woorden het voorgevallene en Passepartout werd nu weder kalm. Fix was blijkbaar geen vijand meer, maar een bondgenoot. Hij hield zijn woord.

Toen het diner geeindigd was, kwam er een rijtuig voor, dat de reizigers en hunne koffers naar den trein zou brengen. Toen Fogg in het rijtuig zou stappen, vroeg hij aan Fix:

"Hebt gij kolonel Proctor niet meer gezien?"

"Neen," antwoordde Fix.

"Ik zal naar Amerika terugkeeren, om hem daar dan te ontmoeten," hernam Fogg kalm. "Het is niet goed, dat een engelsch burger zich op zulk een wijze laat bejegenen."

De inspecteur glimlachte, maar zeide niets. Men ziet dat Fogg tot dat slag van Engelschen behoort, die, zoo een duel bij hen al niet inheemsch is, in den vreemde toch vechten, wanneer hunne eer er mede gemoeid is.

Om kwart voor zessen bereikten de reizigers het station en vonden een trein gereed om te vertrekken.