Jules Verne

De dokken, hospitalen, werven, entrepots en een gothische kathedraal, een gouvernementshuis, mac-adam wegen, alles werkt mede om den bezoeker te doen gelooven, dat eene der beschaafdste steden van de graafschappen Kent of Surrey dwars door de aarde heen zich een weg heeft gebaand en op dit punt van China, nagenoeg bij de tegenvoeters, weder te voorschijn is gekomen.

Met de handen in den zak was Passepartout naar de haven Victoria geslenterd, stilstaande, om de palankijns te zien en de kruiwagens met zeilen, die nog in het hemelsche rijk in gebruik zijn, en al die Chineezen, Japanners en Europeanen, welke zich in de straten der stad verdringen. Nagenoeg hetzelfde als te Bombay en te Calcutta vond hij ook hier. Engelsche steden zijn dan ook over de geheele wereld gezaaid.

Passepartout kwam in de Victoria-haven; hij vond daar een menigte amerikaansche, engelsche, fransche en hollandsche vaartuigen, zoowel oorlogs- als koopvaardijschepen, japansche en chineesche booten, jonken, sempa's, panka's en zelfs booten met bloemen, die drijvende bloemperken in dit water schenen te vormen. Op zijne wandeling merkte Passepartout een aantal inboorlingen op in het geel gekleed, die allen reeds op gevorderden leeftijd waren. Van een chineesch barbier, door wien hij zich liet scheeren, en die tamelijk goed engelsch sprak, vernam hij dat zij allen boven de tachtig jaar oud waren en dat zij op dien leeftijd het recht hadden zich in de keizerlijke kleur, geel, te kleeden. Passepartout vond het zeer dwaas, al wist hij ook niet waarom.

Toen hij geschoren was, begaf hij zich aan boord van de Carnatic en daar vond hij den heer Fix heen en weer wandelende op het dek. Op zich zelf had dit niets vreemds, maar op het gelaat van den inspecteur waren duidelijke sporen van groote teleurstelling merkbaar.

"Geen wonder," dacht Passepartout, "alles loopt ook slecht voor de heeren van de Reform-club; alles loopt ons mee." En hij sprak Fix aan met een vroolijk gelaat als scheen hij het knorrige uitzicht van den inspecteur niet op te merken. Deze nu had maar al te gegronde redenen om de kans te verwenschen, die zich voortdurend tegen hem verklaarde. Het leed geen twijfel of het mandaat volgde hem, maar het kon hem niet bereiken, dan wanneer hij in deze of gene stad halt hield. Hong-Kong was het laatste engelsche grondgebied, dat zij op hun tocht aandeden en Fogg zou hem ontsnappen, indien het hem niet gelukte dezen hier te doen achterblijven.

"Welnu, mijnheer Fix, hebt ge besloten ons naar Yokohama te vergezellen?" vroeg Passepartout.

"Ja," antwoordde Fix met kwalijk verbeten woede.

"Kom aan," riep Passepartout, hartelijke lachende. "Ik wist wel dat gij niet van ons kondt scheiden. Laten wij nu samen maar plaats gaan nemen."

Beiden begaven zich toen naar het plaatsbureel aan wal en bespraken vier hutten. De bureelist deelde hun echter mede dat, daar de herstellingen van de Carnatic waren voltooid, de mailboot dien avond ten acht ure zou vertrekken en niet den anderen morgen, zooals eerst was aangekondigd.

"Zeer goed," zeide Passepartout, "dat zal mijn meester bevallen, ik zal hem dadelijk gaan waarschuwen."

Toen Fix dit hoorde, besloot hij eene uiterste poging te wagen en alles aan Passepartout te zeggen; dit was misschien het eenige middel om Phileas Fogg nog eenige dagen te Hong-Kong te houden.

Het bureel verlatende, stelde Fix zijn reisgezel voor, eenige ververschingen te gaan gebruiken in eene naburige herberg. Passepartout had den tijd en nam de uitnoodiging van Fix aan. De herberg lag aan de kade en zag er uitlokkend uit. Zij traden er binnen. Het was eene groote, net versierde zaal, aan welker uiteinde men een lang rustbed zag met kussens, waarop verscheidene personen lagen te slapen.

Een dertigtal bezoekers waren aan kleine tafeltjes van gevlochten matwerk gezeten. Sommigen dronken engelsch bier, ale of porter, anderen sterken drank, jenever of brandewijn. Bovendien rookten de meesten lange rood-aarden pijpen, die gestopt waren met balletjes opium en oranjebloesem. Van tijd tot tijd zag men een der rookers onder tafel glijden; dan kwamen de knechts, namen hem bij het hoofd en de voeten en legden hem op het rustbed bij de andere slapers neder.