Wat Passepartout betreft, men kan begrijpen met welk eene kwalijk verholen woede hij deze beproeving doorstond. Tot hiertoe was alles goed gegaan. De aarde en de zee hadden zijn meester gediend. Stoombooten en spoorwegen hadden hem gehoorzaamd. Wind en storm hadden zich verbonden om zijn reis te bevorderen. Had dan eindelijk het uur der teleurstelling geslagen? Het was of Passepartout zelf de twintig duizend pond uit zijne eigene beurs moest betalen; hij leefde niet meer. De storm maakte hem woedend: die stormvlagen deden zijn toorn zulk eene hoogte bereiken, dat hij de ongehoorzame zee een pak slaag had kunnen geven. Fix hield natuurlijk zijne inwendige tevredenheid zorgvuldig voor hem verborgen en hij deed daar verstandig aan, want als Passepartout die geheime gewaarwording van Fix had vermoed, zou deze het kwaad te verantwoorden hebben gehad.
Zoolang de storm duurde, bleef Passepartout op het dek van de Rangoon. Hij had niet beneden kunnen blijven; hij klom in de mast; hij verbaasde de bemanning door zijne behendigheid en hielp haar met al de vlugheid van een aap. Wel honderd maal richtte hij vragen aan den kapitein, aan de stuurlieden, aan de matrozen, die lachten over zijne teleurstelling. Passepartout wilde volstrekt weten hoe lang de storm zou duren. Men verwees hem naar den barometer, die onophoudelijk bleef stijgen. Of hij hem al schudde, het baatte niets; het schudden zoo min als de scheldwoorden waarmede hij het instrument overlaadde.
Eindelijk bedaarde de storm. De zee werd den 4den November in den loop van den dag kalmer. De wind liep twee streken naar het zuiden om en werd gunstiger. Ook Passepartout's stemming verbeterde nu. Eenige zeilen konden bijgezet worden en de Rangoon hernam hare bewonderenswaardige snelheid.
Maar men kon den verloren tijd niet meer inhalen. Men moest zich wel in zijn lot schikken en eerst den 6den, des morgens ten 5 ure, kreeg men land in het gezicht. In de reis van Phileas Fogg was de aankomst van de boot op den 5den berekend en men had nu den 6den. Men was dus vier en twintig uur ten achter en zou niet naar Yokohama kunnen vertrekken.
Ten zes ure kwam de loods aan boord van de Rangoon en nam plaats bij het roer, ten einde het schip tusschen de ondiepten te sturen tot in de haven van Hong-Kong.
Passepartout had ontzaglijk veel lust om bij dien man inlichtingen te vragen, en van hem te vernemen of de mailboot van Yokohama Hong-Kong verlaten had. Maar hij durfde niet, liever wilde hij nog tot het laatste oogenblik de hoop behouden. Hij had van zijne ongerustheid Fix deelgenoot gemaakt, maar de slimme vos had hem getroost met het vooruitzicht, dat de heer Fogg dan de volgende boot maar nemen moest. Dat antwoord had Passepartout bijna een beroerte bezorgd.
Doch zoo Passepartout zelf het al niet waagde om bij den loods inlichting te vragen, de heer Fogg wendde zich tot dezen, na zijn Bradshaw te hebben geraadpleegd, en vroeg wanneer er een boot van Hong-Kong naar Yokohama vertrok.
"Morgen, zoodra het getij opkomt," antwoordde deze.
"Zoo," zeide Fogg, zonder eenige verwondering te doen blijken.
Passepartout, die daarbij tegenwoordig was, had den loods wel om den hals willen vliegen. Fix daarentegen had hem wel den nek willen omdraaien.
"Hoe heet de stoomboot?" vroeg Fogg.
"De Carnatic," antwoordde de loods.
"Moest die boot gisteren niet reeds vertrokken zijn?"
"Ja, mijnheer, maar een harer ketels moest hersteld worden, en daardoor is haar vertrek tot morgen uitgesteld."
"Zeer verplicht," antwoordde Fogg, die met zijn automatischen gang zich weder naar de kajuit van de Rangoon begaf.
Wat Passepartout aangaat, deze vatte de loods bij de hand en die stevig drukkende, voegde hij hem toe:
"Loods, je bent een goeie kerel!"
De loods wist niet waaraan hij deze vriendschappelijke ontboezeming te danken had. Na zijn fluitje te hebben doen hooren, begaf hij zich op de brug en stuurde de mailboot tusschen de kleine vloot van prauwen, tankassen, visschersvaartuigen en allerlei andere schepen, welke in de haven van Hong-Kong lagen.