g, "ik behoef eerst morgen ten twaalf ure te Allahabad te zijn."
"Maar wat hoopt gij dan nog?" vroeg Francis Cromarty. "Over een paar uur is het dag en...."
"De kans, die ons thans ontsnapt, kan zich op het laatste oogenblik aanbieden."
De generaal trachtte op het gelaat van Phileas Fogg te lezen, wat er in dezen omging. Hij begreep niet waarop die koele Brit thans nog kon hopen. Zou hij misschien op het oogenblik, dat de vrouw op den brandstapel stond, haar met geweld aan hare beulen willen ontrukken? Dat zou krankzinnigheid wezen; maar was de man niet krankzinnig genoeg om het te beproeven? Nochtans stemde Cromarty er in toe, te blijven tot de ontknooping van deze vreeselijke gebeurtenis. De gids wilde echter niet, dat de heeren op de plek zouden blijven waar zij zich nu bevonden en geleidde hen naar eene andere plaats nabij het open gedeelte van het bosch. Daar waren zij onder het zware lommer der boomen en zagen zij de slapende groepen, flauw verlicht door de walmende toortsen.
Passepartout intusschen, op de onderste takken gezeten, peinsde over een plan, dat reeds terstond bij hem was opgerezen en telkens in zijn geest terugkeerde, zoodat hij het niet meer van zich kon zetten. Eerst had hij tot zich zelven gezegd, dat het eene dwaasheid zou zijn; toen vroeg hij zich af, waarom hij het niet zou wagen; het was in ieder geval een kans, misschien wel de eenige, en die wezens waren zoo dom.... Passepartout deelde zijn plan niet mede, maar weldra klauterde hij met de lenigheid van een slang in de onderste takken, welker uiteinden den grond raakten.
De uren verliepen en weldra zag men een lichten gloed in de verte. Het was de dageraad. In de omgeving bleef alles nog donker. Het gewichtige oogenblik was daar. De sluimerende menigte verrees plotseling van den grond. Er kwam leven en beweging in de groepen. De tam-tam werd geslagen en het zingen begon weder. Het uur was gekomen, waarop de ongelukkige sterven moest.
Weldra werden de poorten van den tempel geopend. Een fel licht straalde naar buiten. Fogg en Cromarty zagen het slachtoffer door het volle schijnsel der toortsen bestraald; twee priesters sleepten haar mede. Het scheen hun zelfs toe, dat door een laatste instinct van zelfbehoud, de rampzalige uit hare verdooving ontwaakte en trachtte te vluchten. Het hart van sir Francis dreigde te barsten en zenuwachtig greep hij de hand van Phileas Fogg; hij voelde dat die hand een mes omklemd hield.
Op dit oogenblik zette de stoet zich in beweging. De jeugdige vrouw was weder in een staat van verdooving geraakt, door den damp der hennep teweeggebracht. Zij werd tusschen de fakirs door gedragen, terwijl deze hunne godsdienstige liederen zongen. Phileas Fogg en zijne metgezellen sloten zich bij de laatste gelederen aan en volgden.
Twee minuten daarna kwamen zij aan den oever der rivier en hielden stand op vijftig schreden van den brandstapel, waarop het lijk van den rajah lag. In de schemering zagen zij het roerlooze slachtoffer neergelegd naast het zielloos overschot van haar echtgenoot.
Een der priesters naderde met eene toorts, en bijna onmiddellijk stond de met olie doortrokken houtstapel in volle vlam.
Op dat oogenblik hielden sir Francis Cromarty en de gids Phileas Fogg tegen, die in waanzinnigen moed zich op den brandstapel wilde werpen.
Reeds stootte hij hen van zich af, toen plotseling het tooneel een geheel ander aanzien kreeg. Een kreet van schrik steeg uit aller mond. De gansene menigte wierp zich, in de grootste ontzetting, ter aarde.
De oude rajah was dan niet dood? Men zag hoe hij plotseling overeind rees, zijne gade in de armen nam en als een schim van den brandstapel verdween, te midden van de vlammen en de rookwolken.
De fakirs, de lijfwachten, de priesters, aan vrees en schrik ter prooi, lagen met het gelaat op den grond en durfden niet opzien naar dit wonder. Het roerlooze slachtoffer werd weggedragen door een paar krachtige armen, die haar gewicht niet schenen te gevoelen. De heeren Fogg en Cromarty waren blijven staan. De Parsi had het hoofd gebogen en Passepartout was zeker niet minder verbaasd.