Het was 's namiddags half vijf toen de Mongolia te Bombay aankwam, en de trein naar Calcutta vertrok precies om acht uur.
Mijnheer Fogg nam dus van zijne medespelers afscheid, verliet de mailboot, gaf aan zijn bediende eenige inlichtingen omtrent boodschappen, die deze te doen had, en beval hem zeer uitdrukkelijk aan om vooral voor acht uur aan het station te wezen; en met zijn gelijkmatigen tred, den slinger van een klok gelijk, begaf hij zich naar het bureel voor de paspoorten.
Te Bombay dacht hij er evenmin aan om iets te gaan zien van de wonderen, noch het stadhuis, noch de prachtige bibliotheek, noch de vesting, noch de dokken, noch de katoenmarkt, noch de winkels, noch de moskeeen, noch de synagogen, noch de armenische kerken, noch den prachtigen afgodstempel van Malabar-hill, versierd met zijne twee veelhoekige torens. Hij bezichtigde ook niet de meesterstukken van ivoor, noch die geheimzinnige onderaardsche begraafplaatsen, welke aan de zuid-oostzijde der reede verborgen zijn, noch de kanherische grotten op het eiland Salsette, bewonderenswaardige overblijfselen der boeddhistische bouwkunde. Niets van dat alles. Toen hij van het bureel der paspoorten terugkwam, begaf Phileas Fogg zich bedaard naar het station en ging daar dineeren. Onder de verschillende gerechten prees de kastelein hem zeer aan een ragout van inheemsche konijnen, die uitstekend moest wezen.
Phileas Fogg bestelde zulk een konijnenragout, proefde dien zeer nauwkeurig, maar ondanks zijne gekruide saus, vond hij hem afschuwelijk.
Hij liet den logementhouder komen.
"Mijnheer," zeide hij, hem strak aanziende, "is dat konijn?"
"Ja, mylord," antwoordde deze zonder blikken of blozen.
"En het heeft niet gemauwd, toen men het doodde?"
"Gemauwd! Maar! mylord! een konijn! Ik bezweer u...."
"Mijnheer de logementhouder," hernam Phileas Fogg koel, "zweer niet, maar herinner u slechts dit: vroeger werden de katten in Indie als heilige dieren beschouwd. Dat was een goede tijd."
"Voor de katten, mylord?"
"En ook voor de reizigers."
Toen Fogg deze opmerking gemaakt had, vervolgde hij rustig zijn diner.
Eenige oogenblikken na den heer Fogg, kwam ook de inspecteur Fix, die eveneens de Mongolia verlaten had, bij den directeur van politie te Bombay. Hij maakte zich als detective bekend, alsmede de zending waarmede hij belast was, en zijn toestand tegenover den vermoedelijken dief. Toen vroeg hij of men een bevel tot inhechtenisneming ontvangen had?
Men had niets ontvangen. Ook kon dat bevel nog niet zijn aangekomen, daar het eerst na Fogg moest zijn afgezonden.
Fix was zeer teleurgesteld. Hij vorderde van den directeur een bevel tot inhechtenisneming van den heer Fogg. De directeur weigerde. De zaak betrof de politie in de hoofdstad en deze alleen kon dus ook het bevel uitvaardigen. Deze vastheid van beginselen, deze strenge inachtneming der wet is zeer verklaarbaar door de engelsche zeden, die, in zake van persoonlijke vrijheid, volstrekt geen willekeur toelaten.
Fix drong er ook niet meer op aan, en begreep dat hij het bevel tot inhechtenisneming moest afwachten. Maar hij besloot toch zijn geheimzinnigen schurk niet uit het oog te verliezen, zoolang deze te Bombay vertoefde. Hij twijfelde er niet aan of Phileas Fogg zou eenige dagen te Bombay blijven,--men weet, dit was ook Passepartout's overtuiging--zoodat het bevel van inhechtenisneming nog altijd vroeg genoeg zou aankomen.
Maar na de laatste bevelen, die zijn meester hem gegeven had, toen hij de Mongolia verliet, begreep Passepartout wel, dat het te Bombay evenzoo zou gaan als te Suez en te Parijs: dat de reis hier niet zou eindigen en zij ten minste nog tot Calcutta zou worden voortgezet en misschien nog wel verder. Hij begon zich dan ook af te vragen of die weddenschap niet ernstig was gemeend en of het noodlot hem niet medesleepte--hem die zoo rustig hoopte te leven--om een reis om de wereld te maken in tachtig dagen.
In afwachting wandelde hij na eenige hemden en sokken gekocht te hebben, de straten van Bombay eens door.