Jules Verne

"Jean, met uw welnemen," antwoordde de binnenkomende, "Jean Passepartout, een naam, dien ik behouden heb en dien ik verwierf door mijn talent, om mij in alle omstandigheden te schikken. Ik geloof dat ik een eerlijke jongen ben, mijnheer, maar ik moet oprecht zijn en u zeggen, dat ik van alles bij de hand heb gehad. Ik ben reizend zanger geweest, oppasser in een paardenspel, ik heb op het trapeze gewerkt als Leotard en koord gedanst als Blondin; toen ben ik onderwijzer in de gymnastiek geworden, ten einde meer partij van mijne talenten te trekken en eindelijk was ik sergeant bij de pompiers te Parijs. Ik heb onder mijne papieren hoogst belangrijke brand-rapporten. Maar sedert vijf jaren heb ik Frankrijk verlaten en daar ik het huiselijk leven genieten wilde, ben ik kamerdienaar in Engeland geworden. Thans ben ik zonder betrekking en daar ik vernomen heb, dat de heer Phileas Fogg de meest stipte en minst onbestendige man uit het vereenigd koninkrijk is, ben ik zoo vrij mij bij u aan te bieden, in de hoop hier rustig te leven en zelfs mijn naam van Passepartout te vergeten."

"Passepartout bevalt mij," antwoordde de gentleman. "Men heeft u bij mij aanbevolen. Ik heb goede berichten omtrent u. Kent gij mijne voorwaarden?"

"Ja, mijnheer."

"Goed. Hoe laat hebt gij 't?"

"Twee en twintig minuten over elven," zeide Passepartout, uit de diepte van zijn vestjeszak een ontzaglijk zilveren horloge te voorschijn halende.

"Gij gaat achter," zeide Fogg.

"Houd mij ten goede, mijnheer, dat is onmogelijk."

"Gij gaat vier minuten achter. Maar dat doet er niet toe. Het is genoeg, dat het verschil bekend zij. Van dit oogenblik af, elf ure negen en twintig minuten in den morgen van Woensdag 2 October 1872, zijt gij in mijn dienst."

Na dit gezegd te hebben stond Phileas Fogg op, nam met zijn linkerhand zijn hoed, zette dien met de beweging van een automaat op zijn hoofd en vertrok zonder een woord meer te zeggen. Passepartout hoorde de voordeur sluiten; het was zijn meester, die heenging; toen hoorde hij haar nogmaals dichttrekken; het was zijn voorganger, die insgelijks heenging.

Passepartout bleef alleen in het huis no. 7 van Saville Row.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Waarin Passepartout de overtuiging erlangt, dat hij eindelijk zijn ideaal gevonden heeft.

"Op mijn woord van eer," sprak Passepartout bij zich zelven, toen hij van zijne eerste verbazing een weinig bekomen was, "ik heb bij madame Tussaud poppen gekend, die net zoo levend waren als mijn nieuwe meester."

Madame Tussaud, zooals de meeste lezers zullen weten, heeft te Londen een museum van wassenbeelden, dat door alle Engelschen en vreemdelingen wordt bezocht, en waarvan de poppen alleen de spraak missen om wezenlijke menschen te schijnen.

In de weinige oogenblikken, die hij met Phileas Fogg had doorgebracht, had Passepartout wel snel maar toch zeer zorgvuldig zijn aanstaanden meester opgenomen. Deze was een man van omstreeks veertig jaar met een edel, schoon gelaat, hooge gestalte, die door eene zekere gezetheid niet werd ontsierd, blond van haar en baard met een effen rimpelloos voorhoofd, eer bleek dan rood van kleur en met prachtige tanden. Hij scheen in de hoogste mate te bezitten wat de beoefenaars der gelaatkunde "de rust der beweging" noemen, eene uitdrukking eigen aan allen, die meer handelen dan leven maken. Kalm, flegmatiek, met een helderen blik, onbeweeglijke wenkbrauwen, was hij de volmaakte type van die koelbloedige Engelschen, die men zoo vaak in hun vaderland aantreft en waarvan Angelica Kauffman zoo treffend de schier academische figuur door haar penseel heeft weergegeven. In zijne verschillende levenstoestanden gezien, maakte die gentleman den indruk van een wezen, wiens deelen allen in volmaakt evenwicht waren, zoo volmaakt als in een chronometer van Leroy of Earnskow. Phileas Fogg was dan ook de nauwgezetheid in persoon, wat duidelijk zichtbaar was in de "uitdrukking van zijne handen en zijne voeten;" want bij den mensch zoowel als het dier zijn de onderdeelen evenzeer organen, welke de hartstochten en neigingen uitdrukken.