24' N.B. en 17 deg. 28' O.L.
Door dien storm waren wij oostwaarts geworpen, waardoor de hoop op een ontvluchting, naar New-York of de St. Laurens, in rook verdween. De arme Ned was wanhopig en zonderde zich evenals kapitein Nemo af. Koen en ik verlieten elkander niet meer.
Ik heb gezegd dat de Nautilus oostwaarts was gedreven; het zou nauwkeuriger geweest zijn, als ik gezegd had noordoostwaarts. Gedurende eenige dagen dwaalde ons vaartuig, dan op dan onder de golven, terwijl er op zee een mist hing, die voor de scheepvaart zoo gevaarlijk is. Deze mist ontstaat door het smelten van het ijs, waardoor de dampkring zeer vochtig blijft. Hoeveel schepen zijn er in deze streken niet vergaan, terwijl zij de onzekere lichten aan de kust opzochten. Welke rampen werden niet door die dikke misten veroorzaakt! Hoe menig schip stiet op een klip, omdat de bemanning door het gebulder van den wind de branding niet hoorde! Hoeveel schepen stieten niet tegen elkander, hoewel zij de lichten ontstoken hadden en aanhoudend door schel fluiten of klokluiden waarschuwden!
De bodem der zee geleek dan ook veel op een slagveld, waar al de overwonnenen waren gezonken; sommige schepen reeds oud en met zeeplanten begroeid, andere nog nieuw, zoodat de lichtstralen van onze lantaarn op het ijzer- en koperwerk weerkaatsten. Hoeveel schepen waren daar niet onder, die met man en muis met een scheepslading landverhuizers waren vergaan, omdat zij op die gevaarlijke plaatsen op riffen en banken hadden gestooten! Want sedert verscheiden jaren waren er heel wat slachtoffers, gevoegd bij al hetgeen de zee reeds had verzwolgen; de koninklijke Mail, de Inmann- en Montreallijnen hadden daartoe tal van booten geleverd; de Solway, de Isis, de Paramata, de Hungarian, de Canadian, de Anglo-Saxon, de Humboldt, de United-States, die alle gestooten hadden, de Arctic, de Lyonnais, die door aanzeiling vergaan, de President, de Pacific, de City-of-Glasgow die door onbekende oorzaken verdwenen waren; dit waren alle sombere wrakken, tusschen welke de Nautilus doorvoer, alsof zij tusschen een rij dooden doorging.
Den 10den Mei waren wij tegenover de zuidelijkste punt van Newfoundland; de zich daar bevindende zandbank bestaat uit een opeenstapeling van allerlei aanslibsel van de zee, uit een verzameling van de organische bestanddeelen, welke of door den Golfstroom van den evenaar, of door den koudwaterstroom, die langs de Amerikaansche kust gaat, van de Noordpool worden aangevoerd. Daar stapelden zich ook die groote zwerfblokken op, door de ijsschollen meegesleept. Daar is het groote knekelhuis van visschen, weekdieren of zoeophyten, welke er met millioenen omkomen.
Bij die zandbank is de zee niet diep; eenige honderden vademen op zijn hoogst. Maar zuidwaarts wordt de diepte plotseling zeer aanzienlijk, namelijk 3000 meter. Daar verbreedt zich de Golfstroom; hij verliest zijn snelheid en temperatuur, hij wordt een zee.
Onder de massa visschen, die wij in dichte drommen voorbij de ramen zagen zwemmen, trokken vooral de kabeljauwen onze aandacht, die zich bij voorkeur op de zandbanken van Newfoundland ophouden. Men kan dezen kabeljauw den bergvisch noemen, want Newfoundland is niets anders dan een onderzeesche berg. Toen de Nautilus door de dichte scholen van die dieren heenstoof, kon Koenraad de volgende opmerking niet voor zich houden: "Wat! kabeljauwen! ik dacht dat ze zoo plat waren als bot of tong?"
"Wat zijt gij onnoozel," zei ik. "De kabeljauw is plat bij den kruidenier, waar ze opengesneden, platgeslagen en gedroogd als stokvisch voor de ramen ligt; maar in het water zijn zij rond en juist geschikt om te zwemmen,"
"Ik wil het wel gelooven, mijnheer," antwoordde Koenraad, "maar wat een zwerm, 't lijkt wel een mierennest!"
"En er zouden er nog veel meer zijn," merkte ik op, "zonder hun vijanden de zeeschorpioenen en de menschen. Weet gij wel hoeveel eieren een enkel wijfje bij zich heeft?"
"Ik zal eens goed raden," zei Koenraad, "500,000."
"Elf millioen, mijn vriend!"
"Elf millioen! dat geloof ik niet, of ik moet ze zelf tellen."
"Tel ze maar, Koen, maar gij doet beter met mij maar te gelooven.