Ik bekeek al die rijkdommen, al die schatten, als iemand die den volgenden dag in levenslange ballingschap wordt weggevoerd, of die vertrekt om niet weer terug te komen. Die wonderen der natuur, die meesterstukken der kunst, tusschen welke ik reeds zoovele dagen mijns levens sleet, zou ik voor altijd verlaten. Ik zou nog eens door de glazen van den salon in het water van den Oceaan hebben willen zien, maar de wanden bleven vast gesloten, en een ijzeren plaat scheidde mij van de zee, die ik nog niet kende.
Toen ik den salon doorliep, kwam ik bij de deur, die toegang verleende tot de hut van den kapitein. Tot mijn groote verwondering stond deze deur half open; ik deed onwillekeurig een schrede achterwaarts; als kapitein Nemo in zijn kamer was, kon hij mij zien. Toen ik evenwel geen enkel gerucht hoorde, naderde ik. De hut was verlaten; ik stiet de deur open en deed eenige schreden naar binnen: altijd dezelfde ernstige kloosterachtige eenvoud.
Op dit oogenblik troffen mij eenige teekeningen, die langs de wanden hingen en waarop ik vroeger niet gelet had. Het waren portretten van groote historische mannen, wier leven slechts de voortdurende opoffering aan een groote menschelijke gedachte geweest was: Kosciusko, de held, die met den Poolschen volkszang op de lippen gevallen was; Botzaris, de Leonidas van het nieuwe Griekenland; O'connell, de verdediger van Ierlands onafhankelijkheid; Washington, de grondlegger der Amerikaansche Unie; Manin, de Italiaansche patriot; Lincoln, door den dolk van een voorstander der slavernij gevallen, en eindelijk de martelaar der bevrijding van het ras der zwarten, John Brown, aan de galg hangend, zooals de pen van Victor Hugo ons dit zoo vreeselijk geschilderd heeft.
Welke band bestond er tusschen die heldenzielen en de ziel van kapitein Nemo? Kon ik uit die portrettenverzameling het geheim van zijn leven raden? Was hij de kampvechter voor de onderdrukte volken, en de bevrijder der onder slavernij zuchtende natien? Had hij in de laatste staatkundige of maatschappelijke beroeringen van deze eeuw een rol gespeeld? Was hij een der helden geweest van den vreeselijken Amerikaanschen oorlog, die zoo ellendig was en zoo roemrijk tevens?
Plotseling sloeg de pendule acht uur; de eerste slag wekte mij uit mijn droomen op; ik beefde alsof een onzichtbaar oog mijn geheimste gedachte had kunnen doorgronden, en ik snelde de kamer uit.
Mijn oog vestigde zich toen op het kompas; wij voeren altijd naar het noorden; de log wees een matige snelheid aan, de manometer een diepte van ongeveer twintig meter. De omstandigheden begunstigden dus het plan van den Amerikaan.
Ik ging weer naar mijn kamer, trok warme kleederen aan, zeelaarzen, een muts van otterbont, een wambuis met het vel van een zeekalf gevoerd. Ik was gereed, ik wachtte; het geraas van de schroef brak alleen de stilte at, die aan boord heerschte; ik luisterde en spitste de ooren; zou mij het gerucht van stemmen niet doen vernemen, dat Ned Land in zijn plannen verhinderd en overvallen was? Een doodelijke ongerustheid maakte zich van mij meester; ik trachtte te vergeefs mijn kalmte terug te krijgen.
Eenige minuten voor negen, hield ik het oor tegen de kamerdeur van den kapitein; ik hoorde niets; ik verliet de hut en kwam weer in den salon, die bijna donker en verlaten was. Ik opende de deur van de bibliotheek; dezelfde halve duisternis, dezelfde eenzaamheid; ik ging bij de deur staan, die naar de hoofdtrap voerde, en wachtte op het teeken van Ned Land.
Op dit oogenblik verminderden de wentelingen der schroef en hielden eindelijk geheel op. Waarom had dit plaats? Begunstigde of verhinderde dit oponthoud de voornemens van Ned Land? Ik wist het niet. De stilte werd slechts afgebroken door het kloppen van mijn hart.
Plotseling voelde ik een lichten schok; ik begreep, dat de Nautilus stil lag op den bodem van den Oceaan: mijn onrust verdubbelde; het afgesproken teeken werd door den Amerikaan niet gegeven. De lust bekroop mij om naar hem toe te gaan, hem te verzoeken zijn plan uit te stellen.