Jules Verne

bogen nog eenmaal de knie en staken de hand als tot een laatste vaarwel uit.... Daarop nam de treurige stoet den terugtocht naar de Nautilus aan, ging nogmaals onder het woudgewelf te midden van de heesters en koraalstruiken door, en steeg weder naar boven. Eindelijk zagen wij het scheepslicht, dat ons naar de Nautilus ten gids strekte. Om een uur waren wij terug.

Toen ik van kleeding veranderd had, ging ik naar het plat en zette mij bij de lantaarn neder, ten prooi aan de somberste gedachten.

De kapitein kwam bij mij; ik stond op en zeide:

"Die man is dan toch, zooals ik voorzien had, heden nacht overleden?"

"Ja, mijnheer," antwoordde Nemo.

"En nu rust hij bij zijne makkers, op het koralen kerkhof?"

"Ja door allen, behalve door ons vergeten! Wij graven het graf, en de polypen zorgen er voor om er onze dooden voor de eeuwigheid in te sluiten."

En terwijl hij plotseling het gelaat in de krampachtig samengetrokken handen verborg, trachtte de kapitein te vergeefs om zijn snikken te onderdrukken. Toen voegde hij er bij:

"Dat is ons vreedzaam kerkhof, eenige honderden voeten onder het vlak der zee!"

"Uwe dooden sluimeren er ten minste gerust, kapitein, buiten het bereik der haaien!"

"Ja mijnheer," antwoordde kapitein Nemo ernstig, "buiten het bereik der haaien en ... der menschen!" [3]

NOTEN

[1] Beweeglijk in het onbeweeglijke.

[2] Dus eene som van f 797.396.90.

[3] Zie Westelijk halfrond.