Jules Verne

Het is een bak van dik geslagen ijzer, waarin ik de lucht onder eene drukking van vijftig atmosferen te zamen pers; die bak wordt even als een ransel door een paar draagbanden op den rug vastgemaakt. Het bovenste gedeelte bevat eene ruimte, waaruit de lucht, welke door kleppen wordt teruggehouden, niet anders dan onder hare gewone spanning kan ontsnappen. Aan het toestel van Rouquayrol, zooals het gewoonlijk gebruikt wordt, zijn twee buizen van caoutchouc verbonden, welke uit de beschreven ruimte naar een soort van trechter loopen, waarin mond en neus vervat zijn; de eene dient om er levenslucht door in te ademen, de andere om de verbruikte lucht uit te ademen; de openingen van die buizen kan men naar verkiezing met de tong openen of sluiten. Omdat ik, in de diepte der zee soms aan zeer groote drukking van het water boven mij ben blootgesteld, heb ik het hoofd met een koperen helm moeten omsluiten waaraan de twee in- en uitademingsbuizen zijn vastgehecht."

"Juist, kapitein; maar de medegevoerde lucht moet, dunkt mij, spoedig verbruikt zijn, en zoodra zij nog maar 15 pCt. zuurstof bevat, is zij bedorven."

"Zonder twijfel, doch ik heb u gezegd, mijnheer Aronnax, dat de pompen van de Nautilus de lucht onder verbazenden druk kunnen samenpersen, zoodat de ijzeren vergaarbak lucht genoeg bevat voor 9 of 10 uur."

"Ik heb niets meer te zeggen," antwoordde ik, "alleen nog deze vraag: hoe krijgt gij licht op groote diepten?"

"Met den klos van Ruhmkorff, mijnheer. Het eerste toestel draag ik op den rug, het laatste aan den gordel. Het bestaat uit een Bunsens element, dat ik met sodium vervaardig, hetwelk de zee overvloedig oplevert. Een inductietoestel verzamelt de voortgebrachte electriciteit, en brengt die in eene lantaarn van bijzonder maaksel.

In die lantaarn is een glazen buis, welke koolstofgas bevat; als het toestel in werking is, dan begint dit gas te lichten en geeft een aanhoudenden en witten schijn; zoo adem, en zoo zie ik."

"Gij geeft op al mijne vragen zulke afdoende antwoorden, kapitein, dat ik niet meer durf te twijfelen. Doch als ik moet gelooven aan uwe toestellen van Rouquayrol en Ruhmkorff, dan twijfel ik toch nog aan het geweer, waarmede gij mij wilt wapenen."

"Het is geen gewoon geweer met kruit en lood," antwoordde de kapitein.

"Is het dan een windgeweer?"

"Zonder twijfel. Hoe wilt gij dat ik bij mij aan boord kruit maak, daar ik salpeter, zwavel, noch kool bezit?"

"Bovendien," zeide ik, "gij zoudt een ontzaglijken weerstand moeten overwinnen om te schieten in de vloeistof, welke 855 maal dichter dan de lucht is."

"Dat zou geene afdoende reden zijn. Er zijn kanonnen door de Engelschen Philippe Coles en Burley, door den Franschman Furcy; en door den Italiaan Landi uitgevonden en volmaakt, met een bijzonder stelsel van slot, waarmede men onder water kan schieten; doch ik herhaal het u, nu ik geen kruit heb, heb ik dit vervangen door samengeperste lucht, welke de pompen van de Nautilus mij in overvloed verschaffen."

"Die lucht moet toch spoedig verbruikt zijn!"

"Wat zou dat? Heb ik dan niet het toestel van Rouquayrol? Ik heb slechts een buis aan te schroeven en een kraan open te maken. Bovendien mijnheer Aronnax, zult gij zien, dat men bij die onderzeesche jachtpartijen weinig lucht en kogels noodig heeft."

"Toch dunkt mij, dat in die halve duisternis en in die slecht doordringbare vloeistof een schot niet ver kan dragen of doodelijk zijn."

"Met dit geweer, mijnheer, zijn alle schoten doodelijk; zoodra een dier slechts hoe licht ook gewond is, valt het als van den bliksem getroffen dood neder."

"Waarom?"

"Omdat het geene gewone kogels zijn, maar kleine glazen bolletjes, door den Oostenrijkschen scheikundige Leniebrock uitgevonden, en waarvan ik een aanzienlijken voorraad heb; zij zijn met ijzer omkleed, terwijl er een klein stukje lood aan bevestigd is; het zijn, als 't ware, kleine Leidsche flesschen waarin de electriciteit tot op groote spanning is opeengehoopt. Bij den geringsten schok ontladen zij zich, en het dier, hoe groot het ook zij, valt onmiddellijk dood.