Een vierde waterdicht beschot scheidde deze ruimte van de machinekamer. Een deur opende zich, en ik bevond mij in de ruimte waar kapitein Nemo, zeker een uitstekend ingenieur, zijne toestellen voor de beweegkracht had geplaatst.
Deze helder verlichte machinekamer was niet minder dan twintig meter lang. Zij was in twee deelen afgedeeld; het eerste bevatte de elementen, het tweede de werktuigen, welke de beweging aan de schroef mededeelden.
Ik was het eerste oogenblik verwonderd over de bijzondere lucht, welke deze ruimte vervulde; de kapitein bemerkte dit: "het zijn eenige gasachtige producten," zeide hij, "welke het gevolg zijn van het gebruik van sodium. Overigens zuiveren wij elken morgen het geheele vaartuig, door er versche lucht in te laten stroomen."
Ik beschouwde met eene licht te begrijpen belangstelling de machines van de Nautilus.
"Gij ziet," zeide kapitein Nemo, "dat ik de elementen van Bunsen en niet die van Ruhmkorff gebruik; de laatsten zouden niet sterk genoeg geweest zijn. De Bunsensche elementen zijn slechts weinig in getal, maar sterk en groot, hetwelk de ondervinding mij geleerd heeft dat beter is. De electrieke stroom wordt naar achteren gevoerd, waar hij door electro-magneten van groote afmeting inwerkt op een bijzonder stelsel van hefboomen en raderen, welke de beweging weder overbrengen op de schroefstang. Deze schroef, welker middellijn zes meter bedraagt, kan 120 omwentelingen in de seconde doen."
"En gij verkrijgt aldus?"
"Eene snelheid van vijftig kilometer in het uur."
Er was nog iets geheimzinnigs, doch ik drong er niet op aan om het te weten. Hoe kon de electriciteit met zulk eene kracht werken? Waar nam die bijna onbegrensde macht haar oorsprong? Was het door buitengemeene spanning, opgewekt door klossen van eene nieuwe soort? Was het door overbrenging van krachten in een tot nog toe onbekend stelsel van hefboomen, dat men dit electriek vermogen tot in het oneindige kon doen toenemen? Dit kon ik niet begrijpen.
"Kapitein Nemo," zeide ik, "ik zie de resultaten, en ik tracht niet ze te verklaren. Ik heb de Nautilus voor de Abraham Lincoln zich zien bewegen, ik weet dus waaraan ik mij ten opzichte harer snelheid kan houden, maar zich bewegen is niet genoeg; men moet kunnen zien waar men heengaat; men moet zich rechts en links, naar boven en naar beneden kunnen bewegen. Hoe bereikt gij zulk eene groote diepte, waar gij, dunkt mij, een toenemenden weerstand moet ondervinden, die slechts door honderden atmosferen te meten is? Hoe stijgt gij weder naar boven? In een woord, hoe blijft gij op de diepte, welke gij wilt? Ben ik misschien onbescheiden door u dit te vragen?"
"Geenszins, mijnheer de professor," antwoordde de kapitein, na eenige aarzeling, "omdat gij dit vaartuig nimmer zult verlaten. Kom in het salon; dat is onze ware studeerkamer, en daar zult gij alles vernemen, wat gij omtrent de Nautilus weten moet."
HOOFDSTUK XIII
Eenige cijfers.
Een oogenblik daarna zaten wij in het salon met eene sigaar in den mond. De kapitein legde mij eene teekening voor, waarop het plan van de Nautilus in opstand en doorsnede was uitgewerkt; toen begon hij zijn verhaal in deze woorden:
"Hier hebt gij de verschillende afmetingen, mijnheer, van het vaartuig, waarop gij u bevindt; het is een lange cylinder met kegelvormige uiteinden; het ziet er zoo ongeveer uit als eene sigaar, een vorm, welken men te Londen reeds bij verscheidene gelijksoortige constructien gebruikt heeft. De lengte van den cylinder, van de eene punt tot de andere, bedraagt juist 70 meter; de middellijn is op de grootste breedte acht meter. In mijn vaartuig staat dus niet, zooals in uwe groote stoomschepen, de breedte tot de lengte als een tot tien, maar de zijden en de ronding zijn lang genoeg, om de verplaatste watermassa geene enkele verhindering in zijne vaart te doen ondervinden.
"Deze twee afmetingen kunnen u door eenvoudige berekening de oppervlakte en den inhoud van de Nautilus doen vinden; de oppervlakte bedraagt 1011.45 vierkante meter, de inhoud 1500.2 kubieke meter, dat wil zeggen, dat als het vaartuig geheel in het water gedompeld is, er eene watermassa verplaatst wordt, die ongeveer 1500 ton weegt.