Er was toen geen sprake meer van het oplossen van een wetenschappelijk raadsel, maar wel van een ernstig gevaar, dat vermeden moest worden. De zaak nam een geheel andere wending; het monster werd wederom een eilandje, of rots, of klip, maar een beweegbare, onbeschrijfelijke klip.
In den nacht van den 5den Maart 1867 bevond zich de Moravian van de Montreal Oceaan Compagnie op 27 deg. 30' N.B. en 72 deg. 15' W.L., toen het schip aan stuurboordzijde op een rotspunt stootte, welke geene zeekaart aanwees. Met behulp van een goeden wind en eene stoommachine van 400 paardekracht, stoomde het schip met eene snelheid van dertien knoopen. Zonder de voortreffelijkheid van den romp zou de Moravian lek gestooten en met de 237 passagiers, die het schip uit Canada medebracht, gezonken zijn. Dit ongeval had plaats ongeveer vijf uur in den morgen, toen het daglicht begon door te breken. De officieren van de wacht snelden naar het achterschip, en onderzochten nu de zee in de rondte met de grootste nauwkeurigheid; zij zagen niets behalve een sterk bewogen zog, dat op drie kabellengten afstands eene branding vertoonde alsof de golven heftig in beweging waren gebracht. De plaats werd nauwkeurig bepaald, en de Moravian vervolgde zonder schijnbare averij haar koers. Men kon niet te weten komen of het schip op een onderzeesche klip of op eenig groot voorwerp uit eene schipbreuk herkomstig gestooten had. Toen men het in het dok onderzocht, ontdekte men dat een gedeelte van de kiel gebroken was.
Hoewel dit op zich zelve een zeer ernstig feit was, zou het wellicht als zoovele andere zaken vergeten zijn, indien er niet drie weken later iets dergelijks onder gelijksoortige omstandigheden had plaats gehad. Doch deze gebeurtenis kreeg bijzonder groote ruchtbaarheid, en door de herkomst van het schip, waarmede het plaats vond, en door den grooten naam van de maatschappij, waartoe het behoorde.
Iedereen kent den naam van den beroemden Engelschen reeder Cunard; deze schrandere industrieel riep in 1840 een postdienst in het leven tusschen Liverpool en Halifax, waarbij de dienst verricht werd door drie houten raderstoombooten van 400 paardekracht met een inhoud van 1162 ton. Acht jaar daarna kwamen er vier schepen bij van 650 paardekracht en 1820 ton, en nog twee jaar later twee nog grooter schepen. In 1853 liet de Cunard-maatschappij, wier octrooi voor het brievenvervoer vernieuwd was, achtereenvolgens de Arabia, de Persia, de China, de Scotia, de Java en de Russia bouwen; het waren allen schepen van groote snelheid, en de grootste, welke behalve de Great-Eastern, ooit de zee doorkliefd hadden. Zoo bezat de maatschappij derhalve in 1867 acht rader- en vier schroefstoombooten. Ik geef deze korte bijzonderheden op om te doen zien hoe belangrijk deze maatschappij is, welke overal bekend is om hare soliditeit. Geene enkele onderneming van overzeeschen stoombootdienst wordt met grooter bekwaamheid geleid, geen enkele zaak is met beter uitslag bekroond. Gedurende 26 jaar hebben de schepen der Cunard-maatschappij, 2000 maal de reis over den Oceaan gedaan, en nooit is eene reis mislukt, nimmer heeft er oponthoud plaats gehad, en geen enkel schip, geen enkel mensch, zelfs geen enkele brief is er ooit bij verloren gegaan. Daarom kiezen passagiers niettegenstaande de groote concurrentie van eene Fransche maatschappij, nog altijd bij voorkeur de schepen der Cunard-lijn, zooals genoegzaam uit de verslagen der laatste jaren blijkt. Na dit alles zal niemand zich verwonderen over de ruchtbaarheid, welke een ongeval kreeg, dat een van hare grootste stoomschepen overkwam.
De Scotia bevond zich 13 April 1867 bij kalme zee en flauwe koelte op 15 deg. 12' W.L. en 45 deg. 37' N.B., en liep met eene snelheid van dertien en een halven knoop; de raderen bewogen zich zeer regelmatig; de diepgang was toen 6,7 meter. Zeventien minuten over vieren, terwijl de passagiers in het salon vereenigd waren om een lunch te gebruiken, voelde men een niet zeer hevigen schok, die even achter het rad aan bakboordszijde werd toegebracht.