Jules Verne

In spijt van de theorien van professor Lidenbrock blaakte er een geweldig vuur in de ingewanden van den langwerpig ronden bol; de werking er van was voelbaar tot in de buitenste lagen der aardschors; de planten, van de weldadige uitstralingen der zon beroofd, gaven bloemen noch geuren, maar hare wortels putten een krachtig leven uit de brandende gronden der eerste dagen.

Er waren weinig boomen, alleen kruidachtige planten, verbazende grasgewassen, varens, wolfsklauwen, zegel- en sterrenplanten, zonderlinge familien, wier soorten toen bij duizenden geteld werden.

Aan dezen buitensporigen plantengroei heeft de steenkool juist haar ontstaan te danken. De nog veerkrachtige aardschors gehoorzaamde aan de bewegingen der vloeibare massa, die zij bedekte. Daaruit ontstonden talrijke scheuren en verzakkingen; de planten onder het water bedolven vormden allengs aanzienlijke ophoopingen.

Toen kwam de scheikundige werking der natuur tusschen beiden; op den bodem der zeeen werden de plantenmassaas eerst turf; later ondergingen zij door den invloed der gassen en door de hitte der gisting eene volkomene verandering in delfstoffen.

Zoo ontstonden die onmetelijke kolenlagen, die zelfs na vele eeuwen nog niet uitgeput zullen zijn door het verbruik van alle volken.

Deze gedachten rezen bij mij op, toen ik den steenkolen-rijkdom, in dit gedeelte der aarde opeengehoopt, beschouwde. Hij zal ongetwijfeld nooit bloot komen. De bewerking dezer diepe mijnen zou te aanzienlijke offers eischen. Waartoe zou het vooreerst ook noodig zijn, daar de steenkool in vele landen, om zoo te zeggen, op de oppervlakte der aarde verspreid is? In den toestand waarin ik deze onaangeroerde lagen zag, zullen zij wellicht nog verkeeren, als het laatste uur der wereld slaat.

Intusschen liepen wij door en ik alleen vergat de lengte van den weg om mij te verdiepen in mijne geologische overpeinzingen. De warmtegraad bleef dezelfde, als toen onze weg door lava en schiefer leidde. Alleen werd mijn reukorgaan sterk geprikkeld door den geur van koolwaterstofgas. Ik ontdekte terstond in deze galerij de aanwezigheid van eene aanzienlijke hoeveelheid van die gevaarlijke luchtsoort, waaraan de mijnwerkers den naam van "grisou" [10] gegeven hebben en welker ontploffing zoo menigmaal ontzettende rampen heeft veroorzaakt.

Gelukkig werden wij verlicht door de vernuftige toestellen van Ruhmkorff. Zoo wij bij ongeluk deze galerij onvoorzichtig onderzocht hadden met toortsen in de hand, dan zou eene verschrikkelijke ontploffing een einde hebben gemaakt aan de reis, door de reizigers te vernietigen.

Dit uitstapje in de kolenmijn duurde tot den avond. Mijn oom bedwong met moeite het ongeduld, dat de waterpasse richting van den weg hem veroorzaakte. De op een afstand van twintig schreden ondoordringbare duisternis belette de lengte van de galerij te schatten, en ik begon reeds te denken, dat er geen einde aan zou komen, toen wij onverwacht, te zes uur, voor een muur stonden. Rechts, links, omhoog, omlaag, nergens was een uitgang. Wij waren aan het einde eener blinde straat.

"Welnu, des te beter!" riep mijn oom, "nu weet ik ten minste, waaraan ik mij te houden heb. Wij zijn niet op den weg van Saknussemm, en er schiet ons niets anders over dan terug te keeren. Wij zullen een nacht rust nemen en binnen drie dagen zullen wij het punt bereikt hebben, waar de twee galerijen zich scheiden!"

"Ja", zeide ik, "als wij er de kracht toe hebben!"

"En waarom niet?"

"Omdat morgen al het water op zal zijn."

"En zal de moed u dan begeven?" sprak de professor, mij met een strengen blik aanziende.

Ik durfde hem niet antwoorden.

HOOFDSTUK XXI

Gemoedsgesteldheid.--Opoffering van den professor.--Spanning. --Columbus nagevolgd.

Den volgenden morgen zeer vroeg vertrokken wij. Wij moesten ons haasten; want wij waren vijf dagreizen van den kruisweg af.

Ik zal niet uitweiden over het lijden op onzen terugtocht. Mijn oom verdroeg het met den toorn van een man, die gevoelt dat hij de sterkste niet is; Hans met de lijdzaamheid van zijn onderworpen aard; ik, gaarne beken ik het, morrende en wanhopende, daar ik mij niet moedig tegen dit ongeval kon verzetten.