Jules Verne

Hier en daar maakte deze bouworde plaats voor een lagen onderbouw, die op het werk der bevers geleek, en moesten wij door enge gangen voortkruipen.

De warmte bleef draaglijk. Onwillekeurig dacht ik er aan, hoe heet het wel zou zijn, als de lava, door den Sneffels uitgebraakt, door dezen nu zoo stillen weg stroomde. Ik stelde mij voor, hoe de stroomen vuur braken op de hoeken der galerij en hoe de buitensporig heete dampen op deze nauwe plek zich ophoopten!

"Als de oude vulkaan", dacht ik, "maar niet eene nieuwe gril krijgt."

Deze overdenkingen deelde ik aan professor Lidenbrock niet mede; hij zou ze toch niet begrepen hebben. Hij dacht aan niets anders dan om vooruit te gaan. Hij liep, gleed, tuimelde zelfs met eene overtuiging, die men in allen gevalle moest bewonderen.

Te zes uur 's avonds, na eene niet zeer vermoeiende wandeling, waren wij twee uur gaans in eene zuidelijke richting verder, maar nauwelijks eene kwartmijl dieper gekomen.

Mijn oom gaf het sein om te rusten. Wij aten zonder veel te praten en gingen slapen zonder veel na te denken.

Onze beschikkingen voor den nacht waren zeer eenvoudig: al het beddegoed bestond uit eene reisdeken, waarin wij ons rolden. Wij hadden geene koude noch een lastig bezoek te duchten. De reizigers, die zich diep in de woestijnen van Afrika of in de wouden der nieuwe wereld wagen, zijn verplicht om ieder op zijne beurt elkander gedurende den slaap te bewaken; maar hier heerschten eene ongestoorde eenzaamheid en volkomene veiligheid. Wilden noch verscheurende dieren, geen enkele van die kwaaddoende soorten, behoefden wij te vreezen.

Den volgenden morgen werden wij frisch en opgeruimd wakker en gingen weder op weg over eene lavabaan gelijk den vorigen dag. Het was onmogelijk om den aard der gronden, waar zij door heen liep, te onderkennen. In plaats dat de tunnel naar de ingewanden der aarde leidde, had hij veeleer eene neiging om geheel waterpas te worden. Ik meende zelfs op te merken, dat hij weder naar de oppervlakte der aarde steeg. Deze neiging werd des morgens omtrent tien uur zoo in het oog loopend en bij gevolg zoo vermoeiend, dat ik verplicht was mijn tred te matigen.

"Wat scheelt er aan, Axel?" zeide de professor ongeduldig.

"Wat er aan scheelt? dat ik niet verder kan", antwoordde ik.

Hoe! na eene wandeling van drie uur over zulk een gemakkelijken weg."

"Ik ontken niet, dat hij gemakkelijk is, maar hij is hoogst vermoeiend ook."

"Wat! en wij behoeven slechts te dalen!"

"Te klimmen met uw welnemen!"

"Te klimmen!" zeide mijn oom, zijne schouders ophalende.

"Ongetwijfeld. Sedert een half uur is de helling veranderd en als wij zoo voortgaan, komen wij zeker op IJsland terug."

De professor schudde zijn hoofd als iemand, die niet overtuigd wil worden. Ik trachtte het gesprek weder aan te knoopen: maar hij antwoordde mij niet, en gaf het teeken tot het vertrek. Ik zag wel, dat zijn stilzwijgen niets anders was dan ingehouden kwaadheid.

Ik had intusschen mijn pak met nieuwen moed weder opgenomen en volgde snel Hans, die door mijn oom werd voorgegaan. Ik wilde ongaarne achterblijven; mijne grootste zorg was mijne makkers niet uit het oog te verliezen. Ik sidderde bij de gedachte van in de diepte van dezen doolhof te verdwalen.

Al werd de stijgende weg ook moeielijker, zoo troostte ik mij daarmede, dat hij mij dichter bracht bij de oppervlakte der aarde en bij mijne lieve Graeuben. Dat was een aangenaam vooruitzicht, dat bij iederen tred bevestigd werd.

Te twaalf uur veranderde het voorkomen van de wanden der galerij. Ik bemerkte het aan de verzwakking van het door de muren weerkaatste electrische licht. Op de bekleeding met lava volgde onvermengde rots, bestaande uit hellende en dikwijls loodrecht hangende lagen. Wij waren in het overgangstijdperk, de silurische vorming. [8]

"Het is duidelijk," riep ik, "het bezinksel van het water heeft in het tweede tijdperk der aarde dezen schiefer, dezen kalksteen en dezen zandsteen gevormd! Wij keeren den rug toe aan het massieve graniet! Wij gelijken op Hamburgers, die over Hanover naar Lubeck gaan!"

Ik had mijne waarneming wel voor mij mogen houden.