Jules Verne

Weldra werd de schoener bespoeld door de golven van den Atlantischen oceaan; hij moest tegen den noordewind op laveeren en bereikte niet zonder moeite de Faroer. Den 8sten zag de kapitein Myganness, het oostelijkste dezer eilanden; en van dat oogenblik af liep hij recht op kaap Portland aan, op de zuidkust van IJsland gelegen.

De reis leverde niets bijzonders op. Ik stond de bezwaren der zeereis vrij goed door; mijn oom was, tot zijn groot verdriet en nog grooter beschaming, onophoudelijk ziek. Hij kon er dus niet aan denken om kapitein Bjarne te ondervragen over den Sneffels, over de middelen van gemeenschap, over de gemakkelijkste wijze van vervoer; hij moest die ophelderingen tot zijne aankomst uitstellen en lag al dien tijd in zijne hut, wier houten wanden kraakten door het geweldige stampen van het schip. Ik moet bekennen, dat hij zijn lot wel een beetje verdiende.

Den 11den peilden wij kaap Portland; daar het nog dag was konden wij den Myrdals Yocul zien, die haar beheerscht. De kaap bestaat uit een grooten heuvel met steile hellingen, die eenzaam op het strand zich verheft.

De Valkyrie bleef op een aanzienlijken afstand van de kust, en voer haar in westelijke richting langs, te midden van talrijke scholen walvisschen en haaien. Weldra vertoonde zich eene verbazende, doorboorde rots, waar de schuimende zee met woede doorstroomde. De Westman-eilandjes schenen uit den oceaan op te stijgen, gelijk een handvol rotsblokken op de vloeibare vlakte heengeworpen. Van dit oogenblik af koos de schoener het ruime sop om op een goeden afstand kaap Reykjaness om te varen, die den westelijken hoek van IJsland vormt.

De hoogst onstuimige zee belette mijn oom om op het dek te komen, om die door de zuidwestewinden getande en verbrokkelde kusten te bewonderen.

Acht en veertig uur later, na een storm doorgestaan te hebben, die den schoener dwong om voor top en takel te loopen, peilde men ten oosten de boei van de punt van Skagen, wier gevaarlijke rotsen zich een aanmerkelijk eind ver onder de golven uitstrekken. Een ijslandsche loods kwam aan boord en drie uur later ankerde de Valkyrie voor Reikiavik in de baai van Faxa.

De professor verliet eindelijk zijne hut, wel wat bleek en ontdaan, maar altijd vol geestdrift en met van genoegen stralende oogen.

De bevolking der stad, die bijzonder belang had bij de komst van een schip, waaruit ieder iets verwachtte, kwam aan de baai bijeen.

Mijn oom haastte zich om zijne drijvende gevangenis, om niet te zeggen zijn hospitaal, te verlaten. Maar voor hij het dek van den schoener verliet, trok hij mij mede naar voren, en met den vinger wees hij mij aan het noordelijk einde der baai een hoogen berg met twee toppen, een dubbelen kegel met eeuwige sneeuw bedekt.

"De Sneffels!" riep hij, "de Sneffels!"

Na mij door een teeken een volstrekt stilzwijgen opgelegd te hebben, stapte hij in het bootje, dat op hem wachtte. Ik volgde hem en weldra betraden wij IJslands bodem.

Terstond daarop verscheen een man van een goed voorkomen en in een generaalsuniform gekleed. Het was echter slechts een eenvoudig overheidspersoon, de gouverneur des eilands, graaf Trampe in eigen persoon. De professor zag spoedig met wien hij te doen had. Hij overhandigde den gouverneur zijne brieven uit Kopenhagen, en er had in het deensch een kort gesprek plaats, waarin ik mij volstrekt niet mengde, en wel om eene goede reden. Maar dit eerste gesprek had dit gevolg: graaf Trampe stelde zich geheel ter beschikking van professor Lidenbrock.

Mijn oom werd even aardig ontvangen door den burgemeester, den heer Finsen, gelijk de gouverneur in uniform, maar even vredelievend van aard en betrekking.

Wat den coadjutor, den heer Pictursson aangaat, hij deed juist eene herderlijke reis in het noorderkwartier; wij moesten er dus voorloopig van afzien om aan hem voorgesteld te worden. Maar de heer Fridriksson, professor in de natuurwetenschappen aan de school te Reikiavik, was een innemend man, wiens medewerking ons zeer te stade kwam. Deze zedige geleerde sprak slechts ijslandsch en latijn; hij bood mij zijne diensten aan in de taal van Horatius, en ik gevoelde, dat wij geschapen waren om elkander te begrijpen.