Jules Verne

Zoo ver was ik met mijn gepeins, toen mijn oom, met zijne vuist op de tafel slaande, mij met geweld tot de werkelijkheid terugvoerde.

"Laat eens zien," zeide hij, "de eerste gedachte die zich aan den geest moet voordoen om de letters van een volzin te verwarren is, dunkt mij, om de woorden onder in plaats van naast elkander te schrijven."

"Wel mogelijk!" dacht ik.

"Wij zullen zien, wat dat geeft Axel! schrijf den een of anderen volzin op dit stukje papier; maar zet de letters in plaats van achter elkander in geregelde rijen, elke van vijf of zes, onder elkander."

"Ik begreep, wat hij bedoelde, en onmiddelijke schreef ik van boven naar beneden:

I i n i r n k n i e ae ! b u g v u e i , e b m n l G e

"Goed," zeide de professor, zonder gelezen te hebben. "Zet nu deze woorden op een regel naast elkander."

Ik gehoorzaamde en kreeg den volgenden volzin:

linirn, knieae! bugvu ei,eb, mnlGe.

"Heel goed!" riep mijn oom, mij het papier uit de hand rukkende, "dat lijkt al een beetje op het oude document; de klinkers staan in dezelfde wanorde als de medeklinkers; er zijn zelfs hoofdletters en komma's in het midden der woorden, juist als op het perkament van Saknussemm!"

Ik kon niet nalaten deze opmerkingen zeer schrander te vinden.

"Om nu," hernam mijn oom, zich rechtstreeks tot mij wendende, "den volzin te lezen, dien gij geschreven hebt en ik niet ken, zal het genoeg zijn om achtereenvolgens de eerste letter van ieder woord te nemen, dan de tweede, dan de derde, enz."

En tot zijne groote verwondering, maar vooral tot de mijne, las mijn oom:

"Ik bemin u innig, lieve Graeuben!"

"Ei!" riep de professor.

Ja, zonder er om te denken had ik, als een verliefde lomperd dien gevaarlijken volzin geschreven!

"Zoo, zoo! bemint gij Graeuben!" hernam mijn oom op den echten toon van een voogd.

"Ja.... Neen...." stamelde ik.

"Zoo, zoo! bemint gij Graeuben!" herhaalde hij werktuiglijk. "Welnu, wij zullen deze handelwijze op het voor ons liggende document toepassen."

Weder in zijne alles overheerschende beschouwing verdiept, vergat mijn oom reeds mijne onvoorzichtige woorden. Ik zeg onvoorzichtige, want het hoofd van den geleerde kon geene zaken van het hart begrijpen. Maar gelukkig won het de groote zaak van het document.

Op dat oogenblik, dat de voornaamste proef zou gedaan worden, schoten de oogen van professor Lidenbrock bliksemstralen door zijn bril; zijne vingers beefden, toen hij het oude perkament weder opnam; hij was diep ontroerd. Eindelijk hoestte hij hevig, en met eene ernstige stem achtereenvolgens de eerste, daarna de tweede letter van ieder woord noemende, gaf hij mij de volgende reeks op: mmessunkaSenrA. icefdoK.segnittamurtnecertserrette, rotaivsadua, ednecsedsadnelacartniiiluJsiratrac Sarbmutabiledmek meretarcsilucoYsleffenSnI.

Toen ik gereed was, was ik waarlijk aangedaan; deze letters, een voor een opgenoemd, hadden geen zin opgeleverd; ik verwachtte dus, dat de professor een sierlijken latijnschen volzin statig van zijne lippen zou laten vloeien.

Maar wie had zoo iets kunnen denken! Een hevige vuistslag deed de tafel dreunen. De inkt spatte uit den koker, de pen viel uit mijne hand.

"Dat is het niet," riep mijn oom, "dat heeft geen gezonden zin!"

Vervolgens het vertrek met bliksemsnelheid doorvliegende en de trap als eene lawine afstormende, snelde hij de Koningstraat in en was in een oogenblik uit het oog verdwenen.

HOOFDSTUK IV

Vrees voor het raadselachtige werk.--Waar is oom?--Moeilijkheden der ontcijfering.--De sleutel gevonden.

"Is hij weg?" riep Martha, die kwam aanloopen op het geraas van de huisdeur, die zoo hard was toegetrokken, dat het geheele huis er van dreunde.

"Ja!" antwoordde ik, "voor goed weg!"

"Hoe is het met zijn middagmaal," vroeg de oude meid.

"Hij zal niet eten!"

"En met zijn avondeten?"

"Hij zal niet eten!"

"Wat!" zeide Martha, hare handen ineenslaande.

"Neen, goede Martha! hij en niemand in huis zal meer eten! Oom Lidenbrock wil ons allen honger laten lijden, tot hij een oude vod ontcijferd heeft, die volstrekt onmogelijk te ontcijferen is!"

"Dan zit er niet anders op dan van honger te sterven!"

Ik durfde er niet voor uitkomen, dat dit ons onvermijdelijk lot zou zijn met zulk een onhandelbaar mensch als mijn oom.