Jules Verne

Een twintigtal van die dronkaards lagen daar reeds roerloos naast elkander, in de laatste phase van verdooving.

Fix en Passepartout begrepen dat zij eene herberg waren binnengetreden, die gewoonlijk bezocht werd door de ongelukkigen, welke door het opium-schuiven worden bedwelmd, waarvan het handeldrijvende Engeland jaarlijks voor honderd dertig millioen gulden verkoopt. Ongelukkige millioenen, welke geheven worden met behulp van eene der noodlottigste menschelijke hartstochten!

Het chineesche Gouvernement heeft zulk een misbruik door strenge wetten wel zoeken te verhelpen, maar te vergeefs. Het gebruik van opium dat eerst slechts onder het bereik van den aanzienlijken stand was, drong van lieverlede ook door tot de lagere klassen, en nu is er geen einde meer aan de buitensporigheid door deze bedreven. Overal en altijd schuift men in het Hemelsche Rijk opium. Mannen en vrouwen geven zich aan dezen verderfelijken hartstocht over, en wanneer zij eenmaal aan die inademing gewoon zijn, kunnen zij er ook niet meer buiten, of zij lijden aan vreeselijke maagkrampen. Een goed rooker kan acht pijpen daags rooken, maar hij sterft dan ook in vijf jaar.

In zulk eene herberg nu, waarvan er zeer velen in Hong-Kong zijn, waren Fix en Passepartout binnengegaan, met het doel om zich een weinig te verfrisschen. Passepartout had geen geld bij zich, maar hij maakte gaarne van de mildheid van zijn reisgezel gebruik, die hij hem bij gelegenheid hoopte te vergelden.

Men bestelde twee flesschen portwijn, waaraan de Franschman zich te goed deed, terwijl Fix, die matiger was, hem met de grootste aandacht gadesloeg. Men praatte over allerlei zaken, maar vooral over den goeden inval van Fix om ook eene plaats op de Carnatic te bespreken. En toen zij over de stoomboot, welker vertrek eenige uren was vervroegd, uitgepraat en de flesschen ledig waren, besloot Passepartout zijn meester te gaan waarschuwen, dat zij binnen een paar uur vertrekken zou.

Maar Fix hield hem terug.

"Een oogenblik," zeide hij.

"Wat wilt gij, mijnheer Fix?"

"Ik heb nog over ernstige zaken met u te praten."

"Ernstige zaken," herhaalde Passepartout, zijn glas uitdrinkende, waarin nog enkele druppels waren. "Welnu, daar zullen wij morgen wel eens over spreken, ik heb nu geen tijd meer."

"Neen nu," antwoordde Fix, "want het geldt uw meester."

Passepartout keek op dit gezegde Fix scherp in de oogen. Het gelaat van Fix maakte op hem een zonderlingen indruk. Hij ging weder zitten.

"Wat hebt gij mij te zeggen?" vroeg hij.

Fix legde zijne hand op den arm van zijn reisgezel en op fluisterenden toon vroeg hij:

"Gij hebt geraden wie ik ben?"

"Wel zeker," antwoordde Passepartout glimlachend.

"Dan zal ik u alles bekennen."

"Nu ik alles weet, vriendje! Wel nu nog mooier. Maar ga je gang. Eerst echter moet ge mij de opmerking vergunnen, dat die heeren noodelooze onkosten hebben gemaakt!"

"Noodeloos," herhaalde Fix, "ge spreekt er gemakkelijk over. Men kan wel zien, dat gij niet weet welk eene som er mede gemoeid is."

"Wel zeker, weet ik dat. Twintig duizend pond."

"Vijf en vijftig duizend!" sprak Fix, de hand van den Franschman drukkende.

"Wat!" riep Passepartout. "Mijnheer Fogg zou het gewaagd hebben ... vijf en vijftig duizend pond!... Welnu eene reden te meer om geen oogenblik tijd te verliezen," eindigde hij en stond weder op.

"Vijf en vijftig duizend pond!" herhaalde Fix, die Passepartout dwong weder plaats te nemen, na een flesch brandewijn te hebben besteld, "en als ik slaag, krijg ik eene belooning van twee duizend. Wilt gij er vijfhonderd van, onder voorwaarde dat gij mij helpt?"

"U helpen!" riep Passepartout uit, wiens oogen bovennatuurlijk groot werden.

"Ja, mij helpen om dien Fogg eenige dagen te Hong-Kong op te houden."

"Wat?" zeide Passepartout; "wat verlangt gij? Niet genoeg, dat zij mijn meester doen volgen en zijn goede trouw verdenken, zouden die heeren hem nu ook moeielijkheden in den weg willen leggen! Ik schaam mij over hen."

"Maar wat meent ge dan toch?" vroeg Fix.