Jules Verne

De uit den dood verrezene had de plaats bereikt waar de heeren Fogg en Cromarty zich bevonden en op stroeven toon zeide hij:

"Vooruit!"

Het was Passepartout zelf, die den brandstapel had bestegen te midden van den dikken rook en de vrouw ontrukt had aan een wissen dood.

Een oogenblik later waren alle vier in het bosch verdwenen en de olifant rende in snellen draf voort. Maar een luid geschreeuw en zelfs een kogel, die den hoed van Phileas Fogg doorboorde, getuigden, dat de list ontdekt was. Op den brandstapel lag nog altijd het lijk van den ouden rajah en de priesters, van hunne ontsteltenis bekomen, begrepen dat een onbeschaamde roof was gepleegd. Zij ijlden, gevolgd door de wachters, de vluchtenden na. Men schoot op hen, maar de europeanen reden te snel en in weinige oogenblikken waren zij buiten het bereik der pijlen en kogels.

VEERTIENDE HOOFDSTUK.

Waarin Phileas Fogg het prachtige dal van den Ganges doortrekt, zonder er in het minst aan te denken om dit te bezichtigen.

Men was in de stoutmoedige schaking gelukkig geslaagd. Een uur lang juichte Passepartout nog over het gelukken van het plan. Sir Francis Cromarty had den onverschrokken knecht de hand gedrukt. Zijn meester had tot hem gezegd: "Goed," wat in den mond van dezen gentleman gelijk stond met de vleiendste loftuiting. Passepartout had daarop geantwoord, dat al de eer van de onderneming aan zijn meester toekwam. Voor zich zelf had hij een "dwaze" gedachte gehad, en hij lachte er om als hij naging, dat hij, Passepartout, oud-sergeant bij de pompiers, een oogenblik de weduwnaar was geweest van eene schoone, jonge vrouw, de weduwe van een gebalsemden rajah.

Wat de jeugdige hindoesche aangaat, zij had zich volstrekt geen rekenschap kunnen geven van hetgeen er gebeurd was. In een paar reisdekens gewikkeld, lag zij nu in een der manden neder. De olifant met beleid door den Parsi bestuurd, draafde middelerwijl zoo snel mogelijk door het duistere bosch. Een uur na het verlaten van den afgodstempel van Pillaji rende hij over een onmetelijke vlakte. Ten zeven ure hield men halt. Aouda was nog altoos bewusteloos. De gids liet haar een teug water met brandewijn drinken, maar de staat van bedwelming duurde nog geruimen tijd voort. Sir Francis Cromarty, die de werking der inademing van hennep kende, was volstrekt niet ongerust. Maar zoo al het herstel der jeugdige hindoesche den generaal niet bezorgd maakte, minder gerust was hij omtrent hare toekomst. Hij deelde onbewimpeld aan Phileas Fogg mede, dat zoo mevrouw Aouda in Indie bleef, zij ongetwijfeld weder in de handen harer beulen zou vallen. Deze stonden over het geheele schiereiland met elkander in betrekking, en zeker zouden ze, ondanks de engelsche politie, zich weder van hun slachtoffer weten meester te maken, te Madras even goed als te Bombay of Calcutta. Tot staving van zijne bewering deelde Francis een feit van denzelfden aard mede, dat nog pas geleden had plaats gehad. Volgens hem zou de vrouw niet veilig zijn voor zij Indie had verlaten. Phileas Fogg antwoordde dat hij deze waarschuwing niet vergeten zou en over de zaak zou nadenken.

Ten tien ure verwittigde de gids de heeren, dat zij te Allahabad waren. Daar ving de spoorweg weder aan en van dit station kon men in minder dan een etmaal Calcutta bereiken. Phileas Fogg zou dus tijdig genoeg aankomen voor de mailboot die eerst des anderen daags, 25 October, des middags naar Hong-Kong vertrekt. Men bracht de indische dame in eene kamer van het station en Passepartout werd belast met den aankoop van al hetgeen zij voor haar toilet behoefde. Zijn meester verleende hem onbeperkt crediet.

Passepartout begaf zich aanstonds op weg en doorkruiste de stad. Allahabad, stad van God, is een der heiligste steden van Indie, omdat zij gebouwd is aan de samenvloeiing van de heilige stroomen, de Ganges en de Jumna, naar wier wateren de bewoners van het schiereiland ter bedevaart opgaan. Men weet bovendien, dat, volgens de legenden van de Ramayana, de Ganges zijn oorsprong neemt in den hemel, van waar de goedertierenheid van Brahma hem naar de aarde zendt.