Jules Verne

Als de wind, hetzij van den kant van Azie kwam of van Afrika, slingerde de Mongolia, het lange stoomschip, geducht, daar zij de zee dwars inkreeg. De dames verdwenen dan in hare hutten, de piano werd niet bespeeld en natuurlijk eindigde dan ook het zingen en dansen. En toch, ondanks al die rukwinden en de deining, zette de mailboot, voortgedreven door haar ontzaglijk groot stoomwerktuig, zonder vertraging de reis naar de straat van Bab-el-Mandeb voort.

Wat deed Phileas Fogg wel gedurende de reis? Men zou denken, dat hij altijd angstig en onrustig zich bezig hield met de veranderingen van den wind, die misschien nadeelig voor zijne reis konden zijn, of eene onverwachte beweging konden veroorzaken, welke de machine gevaar deed loopen onklaar te worden; in een woord met alle mogelijke gebeurtenissen, die de Mongolia konden noodzaken om in een van de havens binnen te loopen, zoodat zijne reis langer zou duren.

Volstrekt niet, of althans in zeer geringe mate. De gentleman dacht wel eens aan zulke mogelijkheden, maar hij bleef altijd de kalme onbeweeglijke man, het onverstoorbare lid der Reform-club, wien geen ongeluk of toeval kon verrassen. Hij scheen niet meer aangedaan dan de chronometer aan boord. Men zag hem zelden op het dek. Hij gaf zich volstrekt geen moeite om de Roode Zee gade te slaan, zoo rijk aan herinneringen, het tooneel van de eerste gebeurtenissen in de geschiedenis der menschheid. Hij ging niet naar boven om de fraaie steden te zien liggen, die gezaaid zijn langs hare oevers, en waarvan de schilderachtige omtrekken zich somtijds tegen den gezichteinder teekenen. Hij droomde zelfs niet van de gevaren van deze arabische golf, waarvan de oude geschiedschrijvers Strabo, Arianus, Arthemidores, Edrisi zooveel akeligheden hebben verhaald en waarop de zeelieden zich nooit waagden zonder door zoenoffers hunne reis te hebben geheiligd.

Wat deed dan toch deze zonderling, die op de Mongolia gevangen zat? Vooreerst gebruikte hij zijn vier dines daags, zonder dat eenige slingering of schommeling eene zoo goed georganiseerde constitutie in de war kon brengen. En vervolgens whistte hij.

Ja! Hij had partners aangetroffen, die even dol op het spel waren als hij; een ambtenaar der belastingen, die zich weder naar zijn post te Goa begaf, een predikant, den eerwaarden Decimus Smith, die naar Bombay terugkeerde, en een brigade-generaal van het britsche leger, die zijn regiment te Benares opzocht. Deze drie passagiers hadden voor het whisten denzelfden hartstocht als Phileas Fogg, en zij speelden uren lang zonder een woord te spreken.

Wat Passepartout aangaat, die tot nog toe geen last had gehad van zeeziekte, hij was den geheelen dag in zijne hut op de voorplecht, en ook hij at met evenveel lust als zijn meester. Hij zou er het zijne maar van nemen. Goed gevoed, goed gehuisvest, zag hij de wereld en hield zich overtuigd, dat al deze dwaasheden te Bombay wel een einde zouden nemen.

Den dag van het vertrek van Suez, den 29en October, ontmoette hij tot zijne blijdschap den gedienstigen heer, tot wien hij zich op den afrikaanschen bodem gericht had.

"Als ik mij niet vergis, mijnheer," zeide hij, met zijn beminnelijksten glimlach Fix aansprekende, "zijt gij dezelfde heer die zoo vriendelijk waart mij te Suez te helpen."

"Inderdaad," antwoordde de detective, "ik herken u: gij zijt de bediende van dien zonderlingen Engelschman."

"Juist...!"

"Ik heet Fix."

"Mijnheer Fix," zeide Passepartout. "Ik ben verheugd u hier aan boord weer te vinden. Waar gaat gij naar toe?"

"Wel, evenals gij, naar Bombay."

"Des te beter. Hebt gij al meer die reis gemaakt?"

"Verscheidene malen," antwoordde Fix. "Ik ben agent van de Peninsular-Company."

"Dus zijt gij in Indie bekend?"

"Wel zeker...." antwoordde Fix, die niet te ver wilde gaan.

"En daar is alles zeer merkwaardig?"

"Zeer merkwaardig. Moskeen, minaretten, tempels, fakirs, afgodsbeelden, tijgers, slangen, bayaderes! Maar het is te hopen dat gij daar lang genoeg blijft om het land te zien."

"Ik hoop het, mijnheer Fix.