Jules Verne

Fix liet zijn metgezel binnen gaan om zijne boodschappen te doen, en beval hem aan vooral niet te laat aan de Mongolia te komen. Hij zelf snelde toen in allerijl naar het consulaat.

Nu zijne overtuiging vaststond, kreeg Fix weer al zijn koelbloedigheid terug.

"Mijnheer," zeide hij tot den consul, "thans twijfel ik er niet meer aan: het is de man, dien ik hebben moet. Hij laat zich voor een zonderling doorgaan, die in tachtig dagen de reis om de wereld wil doen."

"Dan is hij al een heel slimme vogel," antwoordde de consul, "en hij denkt weer in Londen terug te komen na de politie van de twee werelddeelen van het spoor te hebben geleid."

"Dat zullen we eens zien," antwoordde Fix.

"Maar bedriegt ge u niet?" vroeg de consul nogmaals.

"Neen; ik bedrieg mij niet."

"Waarom zou deze dief er dan op gestaan hebben, om zijne passage te Suez door een visa bewezen te hebben?"

"Ja, waarom, dat weet ik niet, mijnheer de consul," antwoordde de detective, "maar luister."

En in korte woorden vertelde hij den hoofdinhoud van zijn gesprek met den bediende van gemelden Fogg.

"Waarlijk," zeide de consul, "alle vermoedens zijn tegen dien man. En wat gaat gij nu beginnen?"

"Naar Londen seinen, met het verzoek om mij een bevel tot inhechtenisneming te zenden naar Bombay; mij op de Mongolia inschepen, mijn dief tot in Indie volgen, en daar op engelsch grondgebied hem zeer beleefd aan te spreken met mijn bevelschrift in de eene hand en de andere op zijn schouder."

Na deze woorden vertrok de inspecteur, en begaf hij zich naar het telegraafkantoor. Daar zond hij den inspecteur der hoofdstad de depeche, die men kent.

Een kwartier later ging Fix met zijne kleine bagage en een goed gevulde beurs aan boord der Mongolia, en de snelle boot stak met volle vaart de Roode Zee over.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Waarin de Roode en de Indische Zee de plannen van Phileas Fogg schijnen te begunstigen.

De afstand tusschen Suez en Aden is, precies berekend, dertien honderd tien mijlen, en de Maatschappij staat aan elke mailboot een tijdsverloop van honderd dertig uren toe om dit traject af te leggen. De Mongolia, wier vuur zeer goed onderhouden werd, stoomde altijd met die snelheid om binnen de vastgestelde uren aan te komen.

Bijna alle passagiers waren te Brindisi ingescheept en gingen naar Indie. Sommigen begaven zich naar Bombay, anderen naar Calcutta, maar altijd over Bombay, want sedert een spoorweg de geheele breedte van het indische schiereiland doorsnijdt, is het niet meer noodig de zuidelijke punt Ceylon om te varen.

Onder de reizigers der Mongolia waren verschillende burgerlijke ambtenaren en officieren van allerlei rang. Van dezen behoorden er eenigen tot het eigenlijk gezegde engelsche leger; anderen commandeerden de inlandsche troepen, bestaande uit cipayers. Allen waren hoog bezoldigd, zelfs nu het Gouvernement de rechten en lasten van de voormalige Indische Compagnie heeft overgenomen. Tweede luitenants hadden f 3,500, brigade-generaals f 30,000, generaals f 50,000. De traktementen der burgerlijke ambtenaren zijn nog hooger. De minste ambtenaren hebben f 6,000;--rechters f 30,000, presidenten van gerechtshoven f 125,000, gouverneurs f 150,000, de gouverneur-generaal f 300,000.

Men leefde dus zeer goed aan boord der Mongolia in dezen kring van ambtenaren, waarbij zich nog eenige jonge Engelschen voegden, die een millioen te verteren hadden, en die in verre landen hunne handelskantoren gingen vestigen. De "purser," de vertrouwde persoon der Compagnie, gelijk in rang met den kapitein, deed alles op groote schaal. Aan het ontbijt, aan den lunch, ten twee uur, aan het middagmaal te half zes, het souper ten acht ure, bogen de tafels bijna onder de schotels warm vleesch en verdere gerechten, die door de slagers en den kok der mailboot geleverd werden. Onder de vrouwelijke passagiers waren er eenige, die tweemaal daags haar toilet veranderden. Men maakte muziek, men danste zelfs, als de zee het veroorloofde. Maar de Roode Zee is grillig en dikwijls zeer onstuimig, zooals alle lange, smalle zeeen.