Jules Verne

"Ik niet, maar mijn meester. A propos, ik moet nog sokken en hemden koopen! Wij hebben geen koffers bij ons; niets meer dan een valies."

"Ik zal u naar een winkel brengen, waar gij alles van dien aard kunt vinden."

"Mijnheer," antwoordde Passepartout, "gij zijt wezenlijk de hulpvaardigheid zelve."

Al pratende wandelden zij samen verder.

"Maak vooral dat ik niet te laat aan de boot kom!"

"Gij hebt nog al den tijd," antwoordde Fix; "het is eerst twaalf uur!"

Passepartout keek op zijn reusachtig horloge.

"Twaalf uur," zeide hij. "Wel neen! het is negen uur twee en vijftig minuten."

"Uw horloge loopt achter," antwoordde Fix.

"Mijn horloge! Een familiestuk dat al van mijn overgrootvader afkomstig is! Het loopt geen vijf minuten in het jaar achter. Het is een echte chronometer!"

"Ik begrijp al hoe het komt," antwoordde Fix. "Gij hebt uw horloge geregeld naar de londensche klok, die ongeveer twee uur verschilt met die van Suez. Gij moet altijd zorgen uw horloge te regelen naar de hoofdstad van het land, waarin gij u bevindt."

"Ik! Aan mijn horloge komen!" riep Passepartout uit, "neen dat nooit!"

"Wel, dan zal het ook niet in overeenstemming blijven met de zon."

"Des te erger voor de zon, mijnheer! Zij is aan het kortste eind!"

En de brave knecht borg met eene fiere beweging zijn horloge weer in zijn vestjeszak.

Eenige oogenblikken daarna begon Fix weer:

"Gij hebt dus Londen zeer overhaast verlaten?"

"Nu, dat geloof ik! Laatstleden woensdag avond tegen acht uur. Tegen alle gewoonten in, kwam mijnheer Fogg op dat uur van zijn club terug en om negen uur waren wij al op weg."

"En waar gaat u meester dan naar toe?"

"Altijd maar vooruit! Hij maakt de reis om de wereld!"

"De reis om de wereld?" herhaalde Fix.

"Ja, in tachtig dagen! Een weddenschap zooals hij beweert, maar onder ons gezegd, geloof ik er niets van. Dat zou toch wat al te dwaas zijn. Er steekt wat anders achter."

"Zoo; dan is 't een zonderling, die mijnheer Fogg."

"Dat zou ik denken."

"Hij is dus rijk?"

"Dat blijkt, en hij neemt een aardig duitje met zich mede, in geheel nieuwe banknoten. Hij ziet ook op geen geld onder weg. Begrijp eens! hij heeft een prachtigen prijs uitgeloofd aan den machinist der Mongolia, als wij voor den vastgestelden tijd te Bombay aankwamen!"

"En gij zijt al lang bij uw meester?"

"Ik!" antwoordde Passepartout, "ik ben pas den dag van ons vertrek in zijn dienst getreden."

Men kan gemakkelijk begrijpen welk een indruk deze mededeelingen te weeg brachten op den reeds overspannen geest van den inspecteur van politie.

Dat overijlde vertrek uit Londen even na dien verbazend grooten diefstal, en daarbij de haast om in verafgelegen landen te komen, dat alles onder voorwendsel van een dwaze weddenschap, paste zoo volkomen in elkaar, dat het Fix wel in zijn vermoeden moest versterken. Hij deed den Franschman nog meer vertellen en verkreeg de zekerheid, dat de knecht zijn meester volstrekt niet kende, dat Fogg zeer op zich zelf te Londen leefde, en dat men den gentleman voor rijk hield, zonder te weten waarmede hij zijn rijkdom verkregen had, dat het een raadselachtig man was enz. Maar tegelijkertijd mocht Fix de zekerheid erlangen dat Phileas Fogg niet te Suez aan land ging maar werkelijk naar Bombay reisde.

"Is Bombay nog ver af?" vroeg Passepartout.

"Vrij ver," antwoordde de inspecteur, "nog ongeveer tien dagen zeereis."

"En waar ligt Bombay?"

"In Indie."

"In Azie?"

"Natuurlijk."

"Lieve hemel! Weet ge ... daar is iets dat mij geweldig hindert ... mijn kraan!"

"Welke kraan?"

"Mijn gaskraan, die ik vergeten heb uit te draaien en die nu voor mijne rekening brandt. Ik heb uitgerekend dat zij in de vier en twintig uren voor twee shillings verbrandt, juist zes stuivers meer dan ik verdien, en gij begrijpt dat zoo de reis lang duurt...."

Begreep Fix deze mededeeling over het gas? Het is niet waarschijnlijk; hij hoorde er ook al niet meer naar, want hij wist nu wat hem te doen stond. Zij waren thans aan den winkel gekomen.