Jules Verne

Tien minuten voor achten was hij in zijne woning terug.

Passepartout, die zijne bezigheden zeer goed kende, stond verbaasd toen hij mijnheer Fogg zich schuldig zag maken aan onnauwkeurigheid, en op dit ongewone uur thuis zag komen.

Volgens zijne gewoonte moest de bewoner van Saville Row eerst ten twaalf uur te huis komen.

Phileas Fogg was terstond naar zijn kamer gegaan en riep: Passepartout!

Passepartout gaf geen antwoord. Dat roepen kon hem niet gelden. Het was nog geen tijd.

"Passepartout," riep Fogg, nogmaals zonder eenige stemverheffing.

Passepartout kwam boven

"Ik heb u tweemaal geroepen," zeide Fogg.

"Maar het is nog geen twaalf uur," antwoordde Passepartout, met de lijst van werkzaamheden, die Fogg hem gegeven had, in de hand.

"Ik weet het," hernam Fogg, "daarom maak ik er u geen verwijt van. Binnen tien minuten vertrekken wij naar Dover en Calais."

Een soort van grijns kwam er op het gezicht van den Franschman. Blijkbaar had hij niet goed gehoord.

"Gaat mijnheer ergens anders wonen?" vroeg hij.

"Ja," zeide zijn meester, "wij gaan een reis om de wereld maken."

Passepartout, met de oogleden en wenkbrauwen opgetrokken, de armen slap langs het lijf en het lichaam in elkander gezonken, was het uitgedrukte beeld der stomme verbazing.

"Een reis om de wereld," mompelde hij.

"In tachtig dagen," antwoordde de heer Fogg. "Wij hebben dus geen oogenblik te verliezen."

"Maar de koffers?"--zeide Passepartout, zijn hoofd schuddende.

"Geen koffers, slechts een reiszak. Doe daarin twee wollen hemden en drie paar kousen en hetzelfde voor u; onderweg koopen wij het overige. Gij haalt mijn overjas en mijn reisplaid. Trek goede schoenen aan. Intusschen wij zullen bijna niet loopen. Ga nu."

Passepartout had willen antwoorden, maar hij kon niet. Hij verliet de kamer van Fogg, ging naar de zijne, viel op een stoel neder, en mompelde: Wel, wel, dat is me nu toch al sterk. En nu dacht ik zoo rustig hier te zullen leven!

Werktuiglijk maakte hij zijne toebereidselen voor de reis, de reis om de wereld in tachtig dagen! Had hij met een gek te doen? Neen ... het was scherts! Men ging naar Dover, goed. Naar Calais, best. Dat deed den goeden jongen, die sedert vijf jaar den vaderlandschen bodem niet had gedrukt, zelfs genoegen. Men zou misschien zelfs naar Parijs gaan; welnu, hij zou deze groote hoofdstad met genoegen terug zien. Zeker zou een gentleman, die zoo weinig van loopen hield, daar blijven. Ja, ongetwijfeld, maar het was minder zeker, dat die gentleman, die tot nu toe altijd zoo huisvast was, op reis ging, dat hij zich ging verplaatsen.

Om acht uur had Passepartout het eenvoudig valies gereed gemaakt, dat zijn goed en dat van zijn meester bevatte, en verliet, nog half in verwarring zijn kamer, waarvan hij de deur zorgvuldig sloot. Hij kwam nu weder bij Fogg.

Fogg was ook klaar. Onder den arm droeg hij Bradshaw's continental railway-steam-transit and general guide, die alle mogelijke noodige inlichtingen voor de reis bevatte. Hij nam het valies uit de handen van Passepartout, opende het en deed er een lias banknoten in, die in alle landen ter wereld worden aangenomen.

"Gij hebt dus niets vergeten?" vroeg hij.

"Niets, mijnheer."

"Mijn jas en mijn plaid."

"Hier zijn ze."

"Goed zoo, neem nu het valies maar op." Fogg gaf zijn valies aan Passepartout.

"Draag er goed zorg voor, want er zit twintig duizend pond sterling in."

Het had weinig gescheeld of het valies was uit Passepartouts handen gevallen, alsof de twintig duizend pond sterling in goud waren en daarvan het gewicht hadden.

Toen gingen Fogg en zijn bediende naar beneden en de huisdeur werd op het nachtslot gedaan.

Rijtuigen stonden aan het einde van Saville Row. Phileas Fogg en zijn bediende namen een cab en reden zoo snel mogelijk naar het station van Charing-Cross, waarop een van de takken van den Ooster-spoorweg uitloopt.

Acht uur twintig minuten hield de cab op voor het hek van het station. Passepartout sprong er uit. Zijn meester volgde hem en betaalde den koetsier.