Jules Verne

Ik voelde, dat onze vaart niet meer onder de gewone omstandigheden plaats vond....

Op dit oogenblik ging de deur van den salon open, en de kapitein verscheen. Hij zag mij en zei, zonder inleiding, op aangenamen toon:

"Zoo, mijnheer de professor, ik zocht u. Kent gij de geschiedenis van Spanje?"

Men zou de geschiedenis van zijn eigen land volmaakt goed kunnen kennen, doch in de omstandigheden waarin ik verkeerde, met een verwarden geest en een berooid hoofd, er toch geen enkel woord van kunnen vertellen.

"Welnu," hernam kapitein Nemo, "hebt gij mijn vraag gehoord? Kent gij de geschiedenis van Spanje?"

"Zeer slecht," antwoordde ik.

"Dat zijn nu geleerden," zei de kapitein lachend, "en zij weten niets. Kom ga zitten," voegde hij er bij, "ik zal u een merkwaardig voorval uit die historie meedeelen."

De kapitein strekte zich op den divan uit, ik ging werktuigelijk naast hem, doch eenigszins meer in de schaduw zitten.

"Mijnheer de professor," zei hij, "luister goed naar mij; deze geschiedenis zal u om zekere reden belang inboezemen, want zij zal antwoord geven op een vraag, die gij tot nog toe niet hebt kunnen oplossen."

"Ik luister, kapitein," zei ik, niet wetende waar hij heen wilde, en mij zelven afvragend of het ook een zinspeling op onze vlucht zijn zou.

"Wij zullen, als gij wilt tot 1702 opklimmen, mijnheer," hervatte de kapitein. "Gij weet toch, dat op dit tijdstip uw koning Lodewijk XIV meende, dat een wenk van dien dwingeland voldoende was om de Pyreneeen te doen wegzinken, en zijn kleinzoon, den hertog van Anjou, aan de Spanjaarden als koning op te dringen. Deze vorst, die onder den naam van Philips V meer of minder slecht regeerde, had tegen lastige vijanden buitenslands te kampen.

"Het jaar te voren hadden Holland, Oostenrijk en Engeland in den Haag een verdrag gesloten om aan Philips V de Spaansche kroon te ontnemen, ten einde deze een aartshertog op het hoofd te plaatsen, wien men voorloopig den naam van Karel III gaf.

"Spanje moest zich tegen deze beslissing verzetten, maar het was bijna geheel van soldaten en matrozen beroofd. Geld echter ontbrak niet, als de galjoenen, die met het goud en zilver van Amerika bevracht waren, maar de havens binnenliepen. Tegen het einde van 1712 wachtte men een rijk konvooi, dat de Fransche regeering door een vloot van 23 oorlogschepen, onder den admiraal de Chateau-Renaud, liet begeleiden, omdat de oorlogsvloten der verbondenen in den Atlantischen Oceaan kruisten.

"Dit konvooi moest zich naar Cadix begeven, maar toen de admiraal vernam, dat de Engelsche vloot in die buurt kruiste, besloot hij een Fransche haven binnen te loopen.

"De Spaansche scheepskapiteins verzetten zich tegen deze beslissing; zij wilden in een spaansche haven binnen vallen, en als dit niet te Cadix kon geschieden, wilden zij naar de golf van Vigo, die op de noordwestkust van Spanje ligt en niet geblokkeerd werd.

"De Fransche admiraal was zwak genoeg om toe te geven en de schepen liepen de baai van Vigo binnen. Deze vormt een regelmatige open reede, die moeilijk kon verdedigd worden. Men moest zich dus haasten, de galjoenen te lossen, voor dat de geallieerde vloten er de lucht van kregen, en zij zouden ook tijd genoeg voor dat lossen gehad hebben, ware niet plotseling een ellendig geschil, dat uit naijver ontsproot, ontstaan. Gij volgt mij toch goed?" vroeg de kapitein.

"Wel zeker!" zei ik, nog niet wetende waarom hij mij die les in de geschiedenis gaf.

"Ik ga dus voort; ziehier wat er gebeurde. De kooplieden van Cadix hadden een voorrecht, volgens hetwelk zij al de uit Oost-Indie komende koopwaren mochten ontvangen. Het lossen dus van die schatten in de baai van Vigo was tegen hun voorrechten. Zij beklaagden zich te Madrid en verkregen van den zwakken Philips V dat het konvooi, zonder gelost te worden, op de reede van Vigo zou blijven liggen, totdat de vijandelijke vloten zich zouden verwijderd hebben. Terwijl men deze beslissing nam, kwamen de Engelsche schepen in October 1702 in de baai van Vigo aan. De admiraal de Chateau-Renaud, verdedigde zich dapper, niettegenstaande zijn minderheid, maar toen hij zag dat de schatten van het konvooi den vijand in handen zouden vallen, stak hij de galjoenen in brand, zoodat zij met hunne onmetelijke rijkdommen in zee verzwolgen werden."

Kapitein Nemo zweeg.