Jules Verne

Twaalf voet lange haaien, door duikers in deze zee zoo gevreesd, wedijverden met hen in snelheid; zeevisschen, bekend om den fijnen reuk; goudvisschen, prachtige steuren, schoten langs ons glas, en raakten het somwijlen aan.

Ik geloof, dat toen wij de Adriatische Zee voorbijvoeren, ik ook twee of drie potvisschen heb gezien. Koen meende dolfijnen en zeekalven, en zelfs een voet zes lange schildpad te hebben opgemerkt.

Toen wij tusschen Sicilie en Tunis doorvoeren, verminderde de Nautilus zijn snelheid; in deze ruimte tusschen kaap Bon en de westpunt van Sicilie stijgt de bodem der zee bijna plotseling. Daar is een wezenlijke bergkam, waarboven slechts zeventien meter water staan, terwijl de diepte aan weerszijden zeventig meter bedraagt. De Nautilus moest dus zeer voorzichtig varen, om niet tegen dien onderzeeschen rotswand te stooten. Ik wees Koenraad op een kaart van de Middellandsche Zee de plaats van dezen langen rotswand aan.

"Mijnheer moet mij niet kwalijk nemen," zei hij, "maar dat is een wezenlijke landtong tusschen Europa en Afrika."

"Ja, vriend," antwoordde ik; "zij sluit dit gedeelte der zee bij de kust van Libye geheel af, en de peilingen van Smith hebben bewezen, dat de beide werelddeelen eertijds tusschen de kapen Boco en Farina verbonden waren."

"Ik geloof het graag," zei Koenraad.

"Ik zal er nog bijvoegen," hervatte ik, "dat er een dergelijke verbinding tusschen Gibraltar en Ceuta bestaat, die in een voorwereldlijk tijdperk de Middellandsche Zee geheel afsloot."

"En," vroeg Koenraad, "als eenige vulkanische uitbarsting die beide scheidingsmuren eens tot boven de golven verhief?" "Dat is niet waarschijnlijk, Koenraad."

"Laat ik eerst uitspreken, mijnheer; als dit verschijnsel eens plaats vond, zou het onaangenaam zijn voor mijnheer de Lesseps, die zich zooveel moeite geeft om de landengte door te graven."

"Dat is waar; maar ik herhaal het, Koen, dit verschijnsel zal niet plaats hebben. De kracht der onderaardsche werking vermindert voortdurend. De vulkanen, die in vroeger tijdperken zoo talrijk waren, dooven langzamerhand uit; de inwendige warmte verflauwt, de temperatuur der onderste aardlagen daalt eeuw op eeuw vrij merkbaar, en dit ten nadeele van onze aarde, want die warmte is haar leven."

"Maar de zon...."

"De zon is onvoldoende, Koen. Kan zij warmte aan een lijk geven?"

"Neen, niet zoover ik weet."

"Welnu, mijn vriend, eens zal de aarde een kil lijk worden; zij zal onbewoonbaar en onbewoond zijn als de maan, die haar levenskracht sedert langen tijd verloren heeft."

"Over hoeveel eeuwen?" vroeg Koenraad.

"Over eenige honderdduizenden van jaren, mijn jongen."

"Dan hebben wij nog tijd om onze reis te eindigen, als Ned Land zich er tenminste niet mee bemoeit," antwoordde Koenraad.

En Koenraad ging geheel gerustgesteld voort dien hoog liggenden bodem der zee te bestudeeren, waarover de Nautilus met gematigde snelheid heenstreek.

Daar vertoonde zich op een rotsachtigen en vulkanischen bodem een geheele flora met de schoonste, schitterendste en veelkleurigste gewassen; ook bewonderde hij er de tallooze week- en schaaldieren, die er zich tusschen vertoonden, en met welker rangschikking in klassen en orden hij zich bijzonder vermaakte.

Gedurende den nacht van den 16den op den 17den Februari waren wij in de westelijke helft der Middellandsche Zee gekomen, waarvan de grootste diepte ongeveer 3000 meter bedraagt. De Nautilus daalde daar tot in de onderste lagen der zee. In plaats van de wonderen der natuur, aanschouwde mijn oog daar allerhande hartroerende en vreeselijke tooneelen. Wij waren toch in dat gedeelte der Middellandsche Zee, dat steeds zoo vruchtbaar is geweest aan allerlei rampen. Hoeveel schepen hebben er tusschen de kusten van Algerie en Provence geen schipbreuk geleden, hoeveel vaartuigen zijn er niet verdwenen! De Middellandsche Zee is, in vergelijking van de uitgestrektheid van den grooten Oceaan, slechts een meer, maar een meer, welks water grillig en veranderlijk is in den hoogsten graad: heden is het kalm en kabbelt het zachtkens tegen de ranke kiel eener kleine boot, dan weer woedt het en bruist het op door de stormwinden gegeeseld, zoodat zelfs de sterkste schepen door de korte golven worden stuk geslagen.