Jules Verne

Madagascariensis," enz., alles door elkander.

Gedurende dien tijd vroeg Ned Land, die niets met schelpen ophad, mij naar mijn onderhoud met den kapitein; of ik ontdekt had wie hij was, van waar hij kwam, waar hij heenging, naar welke diepte hij ons medesleepte? Kortom, duizenden vragen, waarop ik zelfs den tijd niet had een antwoord te geven. Ik vertelde hem al wat ik wist, of liever wat ik niet wist en ik vroeg hem wat hij van zijn kant gezien of gehoord had.

"Niets gehoord of gezien," antwoordde hij: "ik heb zelfs niemand van de equipage gezien; zou die misschien ook electriek zijn?"

"Electriek!"

"Waarachtig, men zou het haast gaan gelooven. Maar gij, mijnheer Aronnax," vroeg Ned Land, die, zoo het scheen altijd bij zijn denkbeeld van overrompeling bleef, "zoudt gij niet kunnen zeggen, hoe sterk ze hier aan boord zijn: tien, twintig, vijftig, honderd?"

"Ik kan u daarop geen antwoord geven. Geloof mij, laat voor het oogenblik dat denkbeeld varen om u van de Nautilus meester te maken of te vluchten. Dit vaartuig is een van de grootste meesterstukken der nieuwere nijverheid, en het zou mij spijten als ik het niet gezien had. Velen zouden zich in onzen toestand schikken, al ware het alleen maar om te midden van al die wonderen rond te dolen, houdt u dus stil, en laat ons trachten te zien, wat rondom ons gebeurt."

"Zien!" riep de harpoenier, "maar men ziet niets, en zal nooit iets zien in die ijzeren gevangenis; wij varen in den blinde...."

Toen Ned dit zeide, werd het eensklaps donker als de nacht. Het licht aan de zoldering verdween, en wel zoo snel, dat mijne oogen er pijnlijk door werden aangedaan, evenals dit geschiedt, wanneer men van de diepste duisternis plotseling in het schitterendste licht komt.

Wij bleven verstomd staan, en bewogen ons niet, daar wij niet wisten welke aangename of onaangename verrassing ons wachtte; doch een schuiven deed zich hooren; men zou gezegd hebben; dat de zijwanden van de Nautilus in beweging kwamen.

"Dat is nu het einde van alles!", zeide Ned.

"Orde van de Hijdromedusen!", mompelde Koen.

Plotseling werd het dag aan weerszijden van de zaal door twee ovale openingen; het zeewater was helder verlicht door een stroom electriek licht. Twee dikke glasschijven scheiden ons van de zee; eerst sidderde ik op de gedachte, dat deze broze wanden konden breken, maar stevige koperen stangen steunden het glas, en gaven daaraan een bijna onbeperkt weerstandsvermogen.

De zee was op een kilometer afstands rondom de Nautilus duidelijk zichtbaar. Welk een schouwspel! Welke pen zou dit kunnen beschrijven! Wie zou de uitwerking van het licht door deze doorschijnende massa, en het zachte afnemen en verminderen daarvan in de diepten boven en beneden ons kunnen afschilderen? Men kent de doorschijnendheid der zee; men weet dat haar water helderder is dan bronwater: de minerale en organische bestanddeelen, welke er in opgelost zijn, vermeerderen die doorschijnendheid. In enkele gedeelten van den Oceaan, bij de Antillen bijvoorbeeld, kan men op eene diepte van 145 meter den zandigen bodem met bijzondere nauwkeurigheid zien, en zelfs schijnen de zonnestalen nog tot op eene diepte van 300 meter door te dringen. Maar in den stroom, waarin de Nautilus dreef, werd het electriek licht in de diepte der zee zelve voortgebracht. Het was geen verlicht water meer, maar een stroom van vloeibaar licht.

Als men de veronderstelling van Erhemberg gelooven wil, dan zou er in de diepten der zee een phosphoresceerend licht bestaan, waardoor de natuur aan de bewoners der zee een wonderlijk schouwspel bereid heeft; ik kon dit een weinig beoordeelen door het duizendvoudige spelen van het licht. Aan elke zijde had ik het gezicht op deze ondoorzochte afgronden; de duisternis van de zaal deed het licht buiten des te beter uitkomen, en wij keken door de ramen alsof het de wanden van een zeer groot aquarium waren.

De Nautilus scheen zich niet te bewegen; het was omdat wij vaste punten voor ons oog misten. Somwijlen echter vlogen strepen waters met buitengewone snelheid ons voorbij, waardoor wij konden zien, dat wij inderdaad zeer snel vooruitgingen.