Jules Verne

"Toen ik mijne plannen maakte voor dit onderzeesche vaartuig, wilde ik, dat als het in evenwicht op het water lag, het voor negen tienden daarin zou wegzinken en er slechts een tiende uit zou steken. Daarom moest het slechts negen tienden van zijn volumen verplaatsen, derhalve 1350.18 kub. meter, dat is te zeggen een gewicht van een gelijk aantal tonnen. Ik mocht dus bij mijne constructie dit gewicht niet te boven gaan.

"De Nautilus heeft een dubbelen romp, welks platen door dwarsijzers verbonden zijn, welke daaraan eene buitengewone sterkte geven; door deze inrichting heeft de oppervlakte een weerstandsvermogen, alsof ze massief was. De naden kunnen niet worden ingedrukt; de ijzeren pantserplaten zitten vast tegen elkander gedrukt, en door zulk een bouw is mijn schip in staat om de hevigste zeeen te trotseeren.

"Die beide omkleedsels zijn van stalen platen vervaardigd, welker dichtheid, in vergelijking met die van het water, 7,8 bedraagt. De huid is niet minder dan vijf centimeter dik en weegt 364.56 ton; de kiel, welke slechts 50 centimeter hoog en 25 breed is, weegt alleen 62 ton; de machine, de ballast, de verschillende voorwerpen en werktuigen, de tusschenwanden en de binnenste stutten, hebben te zamen een gewicht van 923.62 ton, hetwelk bij de vroeger opgegeven cijfers gevoegd, een totaal oplevert van 1350.18 ton. Begrepen?"

"Begrepen," antwoordde ik.

"Als dus de Nautilus drijft," vervolgde de kapitein, "dan steekt zij voor een tiende deel boven water uit. Wanneer ik dus vergaarbakken heb aangebracht, welke even groot van inhoud zijn als dit tiende gedeelte, dat is van 150.02 ton, en als ik die met water vul, dan zal het vaartuig geheel onder water zijn; dit gebeurt, mijnheer de professor; die vergaarbakken bestaan in het benedenste deel van de Nautilus; ik heb de kranen slechts te openen, de ruimte wordt gevuld, en het schip drijft juist onder de oppervlakte des waters."

"Goed kapitein, maar nu stuiten wij juist op de grootste moeielijkheid; dat gij juist onder het wateroppervlak drijven kunt, begrijp ik; maar als gij lager wilt zakken, ontmoet uw vaartuig dan geen drukking van beneden naar boven van een kilogram op den vierkanten centimeter?"

"Juist, mijnheer."

"Dan begrijp ik niet hoe gij de Nautilus zoo diep kunt doen indompelen of gij moest haar geheel laten volloopen."

"Gij moet de statica niet met de dynamica verwarren, professor," antwoordde kapitein Nemo; "want dan begaat gij grove dwalingen. Er is slechts weinig arbeidsvermogen noodig om de grootste diepten van den Oceaan te bereiken, want alle lichamen hebben eene neiging tot zinken. Volg slechts mijne redeneering."

"Ik ben geheel gehoor, kapitein."

"Toen ik het toenemend gewicht wilde berekenen, dat ik aan de Nautilus geven moest om haar dieper te doen zinken, behoefde ik slechts acht te geven op de vermindering in volumen, welke het zeewater ondergaat, naarmate men dieper in zee daalt."

"Dit is duidelijk," antwoordde ik.

"Welnu, als het water al eenigszins kan worden samengedrukt, dan bezit het deze hoedanigheid toch slechts in geringe mate; en inderdaad volgens de laatste berekeningen is de vermindering slechts 436/10000000 per atmosfeer, of op elke tien meter diepte. Wil ik dus 1000 meter diep zinken, dan moet ik berekenen hoeveel het volumen inkrimpt onder een druk van eene kolom water van 1000 meter hoog, dat is onder dien van honderd atmosferen. Die vermindering zal dan 436/100000 zijn; ik moet mijn gewicht dus zoodanig vermeerderen, dat het vaartuig 1506.74 ton weegt in plaats van 1500.2 ton, het is dus slechts eene vermeerdering van 6.54 ton."

"Slechts?"

"Welzeker, mijnheer Aronnax, en die berekening is gemakkelijk na te gaan. Nu heb ik nog andere vergaarbakken, welke honderd ton inhoud hebben. Ik kan mij dus op ontzaglijke diepten laten zinken. Als ik weder stijgen wil, heb ik het water slechts te verwijderen, en als ik dan alle vergaarbakken ledig maak, komt de Nautilus weer voor een tiende deel van hare hoogte boven het watervlak uit."

Tegen zulk eene op cijfers gegronde bewijsvoering had ik niets in te brengen.