Jules Verne

En inderdaad, mijnheer de professor, de natuur openbaart er zich in het delfstoffen-, planten- en dierenrijk; dit laatste vooral is rijk vertegenwoordigd door gelede en schelpdieren, door gewervelde en zoogdieren, door kruipende dieren en ontelbare scharen van visschen; het is eene eindelooze rij van dieren, waarin meer dan 13000 soorten worden aangetroffen, van welke slechts een tiende gedeelte in het zoete water te huis behoort. De zee is de uitgestrekte vergaderbak der natuur; het is uit de zee dat de aarde om zoo te zeggen, ontstaan is, en wie weet of zij niet door haar eindigen zal! Daar heerscht verheven stilte! De zee behoort niet aan de dwingelanden; op hare oppervlakte kunnen zij hunne onbillijke rechten nog uitoefenen, elkander aanvallen en verslinden, en er al de ijselijkheden der aarde overbrengen; maar tien meter beneden dat oppervlak houdt hun geweld op, daar is hun invloed nietig, en verdwijnt hunne macht! O mijnheer, leef, leef in de diepten der zee! Daar alleen is men onafhankelijk, daar alleen heeft men geen meester! daar ben ik vrij!"

Kapitein Nemo zweeg plotseling te midden van zijne geestdrift; had hij zich buiten zijne gewoonte laten medeslepen? Had hij te veel gezegd? Hij liep gedurende eenige oogenblikken hevig ontroerd heen en weder; daarop werd hij bedaarder, zijn gelaat hernam de gewone kalmte, en zich tot mij wendende, zeide hij: "als gij nu de Nautilus wilt bezoeken, mijnheer de professor, ben ik geheel tot uw dienst."

HOOFDSTUK XI

De Nautilus.

Kapitein Nemo stond op; ik volgde hem. Eene dubbele deur achter in de zaal opende zich, en ik betrad eene kamer, welke van gelijke afmetingen was als die, welke wij pas verlaten hadden. Het was eene bibliotheek. Hooge palissanderhouten kasten met koper ingelegd bevatten op breede planken een groot aantal gelijk ingebonden boeken; zij stonden rondom in de zaal en daaronder stonden gemakkelijke met bruin leder overtrokken rustbanken. Lichte beweegbare lessenaars, welke men naar willekeur naar zich toe kon draaien of wegschuiven, waren daarin bevestigd om er de boeken, waarin men las, op neder te leggen. In het midden stond een groote tafel, met brochures en eenige oude nieuwsbladen bedekt. Het electrische licht scheen over het schoone geheel, en viel door drie matte glazen bollen van het plafond naar beneden. Ik beschouwde deze vernuftig ingerichte zaal met bewondering, en kon mijne oogen nauwelijks gelooven.

"Kapitein Nemo," zeide ik tot mijn gastheer, die op eene rustbank naast mij plaats nam, "dit is eene boekerij, welke meer dan een paleis op het platteland tot eer zou strekken, en ik ben inderdaad verbaasd dat gij zulk een boekenschat tot in de diepten der zee met u kunt voeren."

"Waar kan ik beter de eenzaamheid en meer stilte vinden?" antwoordde de kapitein. "Is uw studeervertrek in het museum zoo rustig?"

"Neen mijnheer, en ik mag er nog wel bijvoegen, dat het in vergelijking met het uwe er zeer armoedig uitziet. Gij hebt hier zeker 6 of 7000 deelen...."

"12000, mijnheer Aronnax; het is de eenige band, welke mij nog aan de aarde hecht; de aarde bestaat voor mij niet meer van den dag af dat ik met mijn Nautilus voor het eerst in zee dook. Dien dag heb ik de laatste boeken, brochures en dagbladen gekocht; en van dien tijd is het mij alsof de menschen niet meer gedacht of geschreven hebben. Die boeken, mijnheer de professor, zijn overigens tot uw dienst; gij kunt er vrij gebruik van maken."

Ik bedankte kapitein Nemo, en bekeek de bibliotheek eens wat nauwkeuriger; zij telde overvloed van werken over allerlei wetenschappen zoowel van zede- als letterkundigen aard, in allerlei talen; maar ik zag geen enkel werk over staathuishoudkunde; die schenen streng verbannen te zijn. Zonderling was het, dat al die boeken, in welke taal ook geschreven, door elkander stonden, en die wanorde bewees dat de kapitein van de Nautilus alles vlug moest kunnen lezen wat hem in de hand kwam.

Onder die werken zag ik de meeste stukken van oude en nieuwe schrijvers, dat is te zeggen, al wat de mensch het schoonst heeft voortgebracht op het gebied van geschiedenis, dichtkunst en romantiek, van Homerus tot Victor Hugo, van Xenophon tot Michelet, van Rabelais tot Dickens.