Jules Verne

Hij was nauwelijks twintig voet van het onbeweeglijke dier verwijderd. Eensklaps strekte hij zijn arm uit en de harpoen vloog weg. Ik hoorden den doffen slag van het wapen, dat op een hard voorwerp scheen te stooten. Plotseling doofde de electrieke glans uit, en twee groote waterstralen stortten op het dek neer; als een woedende stroom ging het over het dek, wierp de menschen omver en verbrijzelde alles wat in den weg kwam. Toen voelden wij een vreeselijken schok, en zonder dat ik tijd had mij ergens aan vast te grijpen, werd ik over de verschansing in zee geworpen.

HOOFDSTUK VII

Een vreemdsoortige walvisch.

Hoewel ik door dien overwachten val geheel uit het veld was geslagen, wist ik toch bijzonder goed wat mij overkwam. Eerst zonk ik ongeveer twintig voet diep in zee, doch daar ik goed zwemmen kan, zonder daarom nog zoo'n held er in te zijn als b.v. Byron, die de straat van Konstantinopel over zwom, verloor ik den kop niet, en door een paar ferme slagen kwam ik weder boven. Mijn eerste werk was om eens naar het fregat rond te zien. Had de equipage mijne verdwijning opgemerkt? Had de Abraham Lincoln bijgedraaid? Had de kapitein een sloep in zee gezet? Kon ik hoop op redding koesteren?

Het was verschrikkelijk donker; ik zag nog even een zwarte massa, welke zich naar het oosten verwijderde, en welker lichten langzamerhand verdwenen; het was het fregat, ik voelde dat ik verloren was. "Help! help!" riep ik, terwijl ik een wanhopige poging aanwendde, om naar de Abraham Lincoln te zwemmen. Mijn kleeren hinderden mij; het water plakte ze vast aan mijn lichaam; mijne bewegingen werden er door verlamd; ik zonk; ik stikte.

"Help!" het was mijn laatste kreet; mijn mond kwam vol water; ik worstelde en zonk naar den afgrond....

Plotseling werd ik door een krachtige hand bij mijn kleeren gegrepen; ik voelde mij naar de oppervlakte slepen, en ik hoorde--ja waarachtig ik hoorde mij de volgende woorden in het oor roepen:

"Als mijnheer zoo goed wil zijn om op mijne schouders te leunen, zal hij veel gemakkelijker zwemmen."

Ik greep den arm van mijn trouwen Koenraad.

"Hoe, zijt gij het?" vroeg ik.

"Ik zelf mijnheer," antwoordde Koen, "tot mijnheers dienst."

"Heeft die schok u te gelijk met mij in zee geworpen?"

"Neen mijnheer, maar daar ik in mijnheers dienst ben, ben ik mijnheer gevolgd."

De brave jongen vond dit zeer natuurlijk.

"En het fregat?" vroeg ik.

"Het fregat," antwoordde Koenraad, terwijl hij zich op den rug draaide, "ik geloof dat mijnheer er maar niet meer op rekenen moet."

"Wat zegt gij?"

"Ik zeg dat op het oogenblik dat ik in zee sprong, ik de stuurlui hoorde zeggen: "de schroef en het roer zijn stuk...."

"Stuk?"

"Ja! door den tand van het monster verbrijzeld; het is geloof ik de eenige averij, welke het schip gekregen heeft; maar het is ongelukkig voor ons, omdat er geen stuur meer in zit."

"Dan zijn wij verloren."

"Misschien," antwoordde Koenraad bedaard; "maar wij hebben toch nog eenige uren voor ons, en in eenige uren kan er heel wat gebeuren."

De onwrikbare kalmte van Koenraad beurde mij wat op. Ik zwom met meer kracht, maar daar mijne kleeren zoo zwaar als lood waren geworden, kon ik mij bijna niet boven houden. Koenraad merkte het. "Als mijnheer mij veroorlooft ze los te snijden," zeide hij, en hij sneed met zijn mes mijne kleeren over hunne geheele lengte open; daarop trok hij ze mij handig uit, terwijl ik voor ons beiden tegelijk zwom. Op mijne beurt bewees ik hem denzelfden dienst, en wij zwommen daarna weder naast elkander voort. Onze toestand was echter met dat al vreeselijk; misschien had men onze verdwijning niet gemerkt, en al was dit het geval, dan kon het fregat toch tegen den wind in niet naar ons toekomen, daar het van zijn roer beroofd was; wij konden dus slechts op de sloepen rekenen. Koenraad redeneerde kalm voort, en maakte dienovereenkomstig zijn plan; zonderling karakter! die flegmatieke jongen praatte alsof hij thuis was!

Daar onze eenige kans op levensbehoud gelegen was in de sloepen van de Abraham Lincoln, besloten wij dus pogingen in het werk te stellen om ons zoo lang mogelijk boven water te houden, ten einde ze af te wachten.