Jules Verne

Maar toen een hunner, de kapitein van de Monroe, hoorde dat Ned Land bij ons aan boord was, verzocht hij om zijne hulp om een walvisch te vangen, die in het gezicht was. Onze kapitein, die begeerig was om Ned Land eens in zijne kracht te zien, gaf hem verlof om aan boord van de Monroe te gaan. En het toeval begunstigde Ned zoo zeer dat hij in plaats van een, twee walvisschen harpoende; den eenen trof hij midden in het hart, en van den anderen maakte hij zich na eene vervolging van weinige minuten meester. Als het monster ooit onder het bereik kwam van Neds harpoen zou ik waarlijk geene weddenschap voor het monster hebben willen aangaan.

Het fregat stoomde met bijzondere snelheid langs de zuidoost-kust van Amerika. Den 3den Juli waren wij voor de straat van Magelhaen op de hoogte van de Maagdenkaap. De kapitein wilde zich echter liever niet in deze bochtige doorvaart wagen, en veeleer Kaap Hoorn omzeilen. De equipage gaf hem eenparig gelijk; en inderdaad, was het wel waarschijnlijk dat wij den eenhoorn in die nauwe straat ontmoetten? Verscheidene matrozen verzekerden dat het dier er niet door kon, "omdat het er te dik voor was!"

Op den zesden Juli zeilde de Abraham Lincoln op 15 kilometer om de zuid van het eenzame rotseilandje, dat zoo verloren tegenover het uiteinde van het Amerikaansche vasteland ligt en waaraan de Hollandsche zeevaarder Schouten den naam van zijne vaderstad Hoorn gaf. De steven werd naar het noordoosten gewend en den volgenden dag kliefde het fregat eindelijk de golven van de Stille Zuidzee.

"Nu de kijkgaten open!" zeiden de matrozen op de Abraham Lincoln, en zij spalkten de oogen wijd op. Men gunde oogen en kijkers geen oogenblik rust, omdat elk begeerig was naar den uitgeloofden prijs van 2000 dollars voor hem, die het monster het eerste zag. Nacht en dag liet men het oog over het vlak der zee weiden; en zij die beter bij nacht dan bij dag konden zien, deden al hun best om den prijs te verdienen, waardoor de kans om het monster te ontdekken 50 percent grooter werd.

Hoewel geene geldelijke belooning mij aanzette, was ik toch niet de minst oplettende aan boord. Ik besteedde maar enkele minuten aan mijn middagmaal, aan rusten slechts een uur of wat, was onverschillig voor regen of wind, en van het dek niet af te slaan. Dan hing ik eens voor dan achter op het dek over de verschansing, en staarde met begeerige blikken op 't schuimende kielwater, dat zoover het oog reikte achter het schip te zien was. En hoe dikwijls deelde ik niet in de ontroering van de officieren en van de equipage als een dartele walvisch soms zijn zwarten rug uit de golven omhoog stak. In een oogenblik was dan het dek vol; officieren en matrozen stormden door de luiken naar boven. Elk staarde met hijgende borst en vorschend oog naar den gang van het dier. Ik keek zelf alsof ik er mijn netvlies bij wilde verslijten en blind worden, terwijl Koenraad altijd even bedaard en kalm tot mij zeide:

"Als mijnheer zoo goed wilde zijn om zijne oogen minder wijd open te spalken, dan zou mijnheer vrij wat beter kunnen zien."

Maar ijdele hoop! De Abraham Lincoln veranderde van koers, stoomde op het aangewezen dier los, en als men het naderde bleek het slechts een gewone walvisch of gemeene potvisch te zijn, die weldra onder tal van verwenschingen verdween.

Het weer bleef echter goed en de reis werd onder de gunstigste omstandigheden voortgezet. Het slechte jaargetijde was anders in die streken ingevallen, want de maand Juli komt daar met onze maand Januari overeen; maar de zee bleef kalm en men kon haar tot op grooten afstand overzien.

Ned Land toonde altijd nog het hardnekkigste ongeloof; hij hield zich zelfs alsof hij nooit naar de zee keek, behalve als hij de wacht had--ten minste als er geen walvisch in het gezicht was. En toch zou zijn scherp oog groote diensten hebben kunnen bewijzen. Maar gedurende acht uur van de twaalf was de koppige Amerikaan in zijne hut, waar hij las of sliep. Honderdmaal verweet ik hem zijne onverschilligheid.

"Och, kom," antwoordde hij "er is niemendal, mijnheer Aronnax, en al was er eens een beest, welke kans hebben wij dan nog om het te zien? Dwalen wij niet op avontuur rond? Men heeft, zegt men, dat ongenaakbare dier in de Zuidzee teruggezien, ik wil dat eens aannemen; maar er zijn reeds twee maanden voorbijgegaan sedert dit gebeurd is, en als ik let op den aard van uw eenhoorn dan houdt hij er niet van om lang in dezelfde streken te huizen.